Via Paul Beers uitsluitsel van Rita
Gombrowicz gekregen omtrent het kruisje op het graf van Witold:
J’ai ajouté cette petite croix
quelques années après la mort de W. parce que des Polonais mettaient des croix
de toutes sortes, écrivaient des lettres pour protester. J’ai demandé conseil à son neveu Jozef qui
vivait à Paris. Il m’a dit d’ajouter
cette petite croix parce qu’après tout, W. a été élevé dans la religion
catholique même s’il était athée. Ce n’était
pas un militant et il ne m’a pas donné de directive. Ses funérailles ont été
laïques, naturellement. Qu’en pensez-vous?
†
Fondation Maeght, in de bosachtige omgeving van Saint-Paul de Vence, heeft elke zomer een thematentoonstelling. Dit keer zijn we daar zes dagen te vroeg voor. Na opnieuw door het bos te zijn afgedaald naar het voetgangersbruggetje over de Malvan (die over een maand waarschijnlijk alleen nog zijn bedding is) en richting Saint-Paul naar boven te zijn geklauterd, blijkt dat een groot deel van de expositiezalen nog niet toegankelijk is vanwege de voorbereiding van Les aventures de la vérité – Peinture et philosophie : un récit (du 29 juin au 11 novembre 2013). Misschien wachten de cicaden ook tot die openingsdag? Open is wel de zaal met wat werken uit de vaste collectie.
Wat heb ik toch?
Word ik inderdaad een zuurpruim of een grumpy old man? Opeens bevalt me ook het
een en ander niet aan het grote schilderij La
vie van Marc Chagall: ik vind de ‘invulling’ van de tussenruimten, de
ruimtes tussen de figuurtaferelen zo neutraal, nietszeggend, onbenut – wat overigens
niet wil zeggen dat ik ze opgevuld zou willen zien. Of heb ik zin om te
mopperen over de ongetwijfeld zo bedoelde naïeve vormgeving van de figuren?
Toegegeven, het is en blijft een fraai ritmisch, beweeglijk verhalend geheel.
Gelukkig
stuit ik buiten op iets echt lelijks en naïefs of, beter, op een door een
volwassene verwezenlijkt puberaal idee: van een zekere Gloria Friedmann, Elle, uit 2011. Je wil er acuut niet
over denken wat ermee wordt ‘bedoeld’ of ‘uitgedrukt’, omdat je bang bent de banale
prietpraat al te kennen… Als het nu nog sterk van vorm en
illusionistisch geslepen was! De sculptuur van Arp op de achtergrond kijkt er
ook al scheel naar.
De kunstenares (van mijn leeftijd)
blijkt hier net een tentoonstelling te hebben gehad. Opgezette herten op in een
kale zaal gestrooide herfstbladeren, ecologie, feminisme, dood, dat soort werk.
Het zij zo.
Maar
de dood blijkt zich hand in hand met de kitsch letterlijk om de hoek voort te
zetten:
Het staat er kennelijk net, op de
binnenplaats, gezien het zwarte afzetband eromheen. Mogelijk in het kader van
de aanstaande thema-expositie. Of is het een recente ‘aanwinst’ van de
Fondation? Er staat ook nog geen bordje met gegevens bij. Maar het is uiteraard
Jan Fabre himself die daar in Hugo Bosskostuuum op de schoot van moedertje Dood
ligt! Hier en daar zit natuurlijk (… een raar woord hier, want kunstmatiger kan
het nauwelijks) een kever op zijn pak, er moet een worm uit zijn oor lijken te
komen en er zit een vlinder op zijn wang. Zijn de cicaden daarom, walgend,
massaal uit de pijnbomen gevlucht?
Een
‘ding’ als dit doet niets anders dan me ergeren. En dat allerminst op de wijze
die het mogelijk beoogt: het schokt me niet, ik vind het niet stuitend, het
maakt me niets uit dat het door katholieken als blasfemisch kan worden ervaren,
het doet me niet anders nadenken over mijn of het leven, het zet me op geen
verkeerd been, laat staan dat het mijn benen onder me vandaan slaat,
enzovoort. Het ergert me omdat het me laat zien en doet beseffen wat in de
vigerende, kapitaalgedreven kunstwereld salonfähig is. En omdat het me bijna
moedeloos maakt, elk kijkplezier ontneemt. Dit soort potserige iconografische
en zelfingenomen Spielerei dus, deze duur betaalde edelkitsch, deze
Pradakunstgrasmaaierkunst. Ik zou me echt dood schamen wanneer ik mezelf als
kunstenaar zo zou zien liggen – een onmogelijkheid, want dan zou ik ook nooit
zoiets hebben laten uitvoeren, maar ik bedoel… Wat een even onbenullige als (juist
daardoor, vanwege de er met laconieke vanzelfsprekendheid door ingenomen plaats
in het mondiale kunstzinnige milieu en de geur van sacrosanct kapitaal die er penetrant
steriel omheen hangt) stuitende hybris. Het gaat me er daarbij niet om dat
Fabre niet met eigen handen maanden in steen heeft staan hakken, maar zijn idee
op maat heeft laten uitvoeren middels geavanceerde technische procédés; alle
technieken en kunstgrepen zijn geoorloofd, al blijf ik een op zijn minst lichte
voorkeur houden voor het ‘echte’ handwerk. Glamourwerken als dit dragen ertoe
bij dat ik me in musea en andere expositie-instituten voor hedendaagse kunst
steevast bekocht voel en er dus steeds minder wil komen.
Nee,
ik laat me er niet toe verleiden dit ding te vergelijken met de piëta van
Michelangelo. Ik sla het glossy kunstmodemagazine Fabre
gewoon dicht.