donderdag 14 april 2016

OMSLAGEN UIT DE PREHISTORIE EN ARCHAÏSCHE PERIODE



Het uiterlijk van een boek interesseert me zeer. Denk ik. Wat mijn eigen boekpublicaties betreft ben ik vele jaren later nog altijd te spreken over het voorplat van de essaybundels Circus Fernando en Buitenwegen, over het uiterlijk van onder meer de verhalenbundels Badhok en Sensibilimente of de roman Kid. Slecht, want zowel qua beeld als belettering rommelig vind ik de buitenkant van O mores! Toch heb ik van begin af aan het meest moeite gehad met voorplat en rug van mijn roman Leila (1993). En dat terwijl de vormgeving in handen was van Zeno, die de eerste vier hier genoemde titels vormgaf alsook tekende voor een paar fraaie ontwerpen van dichtbundels (Charme, Hollandse wei).
Bij Meulenhoff, een uitgeverij waar ik toen erg veel aan te danken had, dacht men destijds dat Leila mijn ‘grote doorbraak’ zou kunnen of zelfs moeten worden. (Afgezien van die ijdele hoop en illusie, denk ik nu dat de roman qua thematiek zo’n twintig jaar te vroeg is verschenen.) Het betekende dat de uitgave er wat uiterlijk betreft ‘verkoopbaar’ moest gaan uitzien. Gelikt dus, ‘in het oog springend’. Ik gaf mijn aanvankelijke verzet op. Verzet tegen de blinddruk in glimmend rood van de titel, in mijn ogen blingbling, kitsch. Verzet tegen het gebruik van een uitsnede van een schilderij van Sir Frank Dicksee – what’s in a name –, getiteld – jawel – ‘Leila’ uit 1892. Ik had (en heb) nogal een hekel aan dat soort Victoriaanse schilderkunst. Maar sowieso een afbeelding van een jonge, lascieve vrouw, een haremdame, die suggereert dat zij de Leila is waar het in de roman over zal gaan… Mijn hemel! En dan ook nog van honderd jaar eerder dan de tijd waarin de moderne geschiedenis binnenin zich voltrekt! En dit misleidende plaatje geplakt op een vage foto van een stuk Wallen met kunstlicht dat als zodanig nauwelijks nog herkenbaar is.
            Of een ander omslag de roman commercieel wél gered zou hebben? Ik betwijfel het, maar ik zou er wel een beter gevoel aan over hebben gehouden. Want het uiterlijk van een boek interesseert me zeer. Dacht ik.
            Na bovenstaande overpeinzing ging ik eens na hoe boeken die mezelf vrijwel meteen dierbaar waren en dat zijn gebleven er eigenlijk uitzagen en er dus nog steeds uitzien.
            Een van mijn oudste, buitengewoon dierbare uitgaven uit mijn boekenbezit is geen roman – uiteraard –, maar een nogal wetenschappelijke – ! – publicatie die ik moet hebben gekocht toen ik een jaar of 13/14 was: Speurtocht in de prehistorie, de Nederlandse vertaling van Prof. Dr. G.H.R. Von Koenigswald, Begegnungen mit dem Vormenschen, een simpele Prismapocket (nr. 722) uit 1962. Het omslag heb ik nooit echt mooi gevonden, de tekeningen binnenin waren stukken fraaier en vooral interessanter. Maar de schilder R.B. Kitaj maakte ooit een reeks litho’s van omslagen van boeken die voor hem iets hadden betekend: in mijn reeks zou het Speurtochtomslag op nummer 1 komen.
            Ik werd toch geen paleontoloog en naderhand kwam de literatuur. Ik kijk eens wat er zoal door mij als twintiger werd binnengehaald en wat nog altijd, hier praktisch recht voor me, op mijn planken met favorieten staat. Franz Kafka’s verhalen natuurlijk, maar in een verlokkende verpakking, als eyecatcher...?
Dezelfde retorische vraag bij onder meer Dostojewski’s Herinneringen, Robbe-Grillets Jaloezie, Canetti’s Das Gewissen der Worte, Benns Gesammelte Werke in 8 banden, Rilke’s Werke, Georg Trakl, maar ook de debuutbundel Boerengedichten van Habakuk II de Balker, naderhand H.H. ter Balkt.
Misschien dat men in mijn archaïsche periode nog niet deed aan blingbling en hipheid? Mogelijk iets minder, maar toch, ook de Lolitavertaling door Coutinho staat met vreselijk omslag en al in mijn hart, ziel en hoofd geprent:
En heel hip, dus een onweerstaanbaar hebbeding was voor mijn achttienjarige ik deze uitgave:

Met flappen waarover het ontwerp doorliep, net als op de achterkant. Van grote invloed toen: ik ging hetzelfde brilmontuur dragen als de 11 jaar oudere hippe dichter! Maar dierbaar? Nee, al lang verdampt. Dat Verhagen de P.C. Hooftprijs kreeg voor zijn poëzie lijkt me nog steeds een dwaling in commissie.
            Het uiterlijk van een boek interesseert me zeer. Maar zo heel belangrijk is het ook weer niet, denk ik, althans voor de inhoud.




dinsdag 12 april 2016

ARTISTIEKE SCHRIJVERSSMAKEN



Op een filmpje laat Vladimir Nabokov een aantal boekomslagen zien van L-Lolita-vertalingen en hij levert er c-commentaar bij.
            Dat commentaar verbaast me enigszins. Of moet ik juist ‘geenszins’ zeggen? Want mag je en kun je van elke goede literaire schrijver verwachten dat hij ook een artistiek goede smaak heeft op het gebied van beeldende vormgeving?
            Nabokov moet geamuseerd licht stotterend lachen om het voorplat van een Turkse editie uit 1959, want wie van de twee figuren lijkt het oudste?
Inderdaad ziet het meisje er bepaald niet uit als een nymphet.  De Franse Gallimard-editie uit 1963 vindt hij grappig omdat het achterplat van de pocketuitgave het achterhoofd toont van het popperige meisjeshoofd met de vlechten voorop.

Dan trekt hij een Nederlandse uitgave uit de kast. Het is de uitgave die mij dierbaar is, niet alleen omdat ze mijn allereerste Lolita-lectuur vormde, maar omdat ze de vertaling van Coutinho bevat.

Het boek is in de jaren ’70 meerdere keren uitgegeven door Omega Boek, Amsterdam, telkens met een ander, maar even vreselijk schutomslag. Mijn dierbare exemplaar heeft een andere foto op dat schutblad dan het exemplaar dat Nabokov in zijn handen neemt. Maar de in blinddruk aangebrachte tekening op het eigenlijke, harde omslag is dezelfde.
En precies die afbeelding vindt de auteur prachtig, zeker in artistiek opzicht…:

Wansmaak – anders kun je het niet noemen. Sowieso, als ik Nabokov was geweest, zou ik me hebben verzet tegen elk omslag met een afbeelding van een meisje. Maar zou ik dan niet ook een heel ander boek hebben geschreven?