Cannes. Niet eerder geweest. Hotel.
Daarna allereerst even naar de Boulevard de la Croisette langs zee, het
filmfestivalpaleis, in het plaveisel handafdrukken van cinemaberoemdheden (ze
zullen er wel niet als viervoeters voor hebben hoeven staan, met hun kont naar het
publiek en de stad), toeristen willen foto’s van zichzelf poserend op een met
een rode loper beklede betonnen trap die ‘de’ trap zal zijn. De vaste
kindercaroussel een stukje verderop heeft helemaal niets te doen ondanks zijn
mooie paarden in combinatie met een knalrode Ferrari.
Geen
plaats die iets wil betekenen aan deze kust zonder Picasso. Er blijft altijd
een aanleiding of thema te verzinnen. In La Malmaison aan de boulevard ‘Het
naakt en de vrijheid’, tekeningen en wat andere dingen uit de collectie van een
kleindochter van de kunstenaar.
Ah, Picasso is altijd goed, ik
bedoel, hij maakt niet altijd even geweldige dingen, maar het niet aflaten van
zijn scheppingsdrift zorgt er al voor dat zijn werk iets weldadigs heeft. (Ik houd niet zo van zuinig scheppende kunstenaars, en zeker niet wanneer die krenterigheid esthetisch en ethisch gefundeerd wordt als een garantie voor kwaliteit.) En steeds opnieuw komt er tussen dat onophoudelijke bewegen van zijn ogen samen met
zijn handen iets fantastisch te voorschijn. Picasso zoekt niet door te
aarzelen, maar door te doen en te doen. Opeens is daar dan zo’n trefzekere lijn,
in één enkele beweging vaak, die een lichaamscontour, een heup, een dij oproept
die zo sensueel en esthetisch geloofwaardig is, hoewel de opgeroepen lijven een
geheel eigen anatomisch leven leiden. Het doet me enigszins denken aan de
anatomische ingrepen die Griekse sculpteurs toepasten om hun beelden
overtuigender te maken. En dan zoekt Picasso natuurlijk telkens al tekenend de
vrouw, de erotiek die hem doet tekenen, schier onophoudelijk. Wat ik ook
geweldig vind is dat hij vaak delen van tekeningen, etsen, schilderijen ver
uitwerkt om de rest er dan bij te laten zitten: dat werkt zo sterk omdat het
mij de mogelijkheid biedt er zelf mee aan de gang te kunnen en te blijven, maar
ook omdat het nooit een truc lijkt, ik heb steevast de indruk dat hij midden in
het werk weggeroepen werd, door een ander doek of vel papier dat ook ‘betekenis’
wilde… En praktisch nooit van die mismaakte aanhangsels die, zoals bij veel
modernistisch figuratieve kunstenaars, armen of handen moeten voorstellen, hè,
of louter ledemaat- en hoofdloze torso’s. Picassso tekent in principe tot in de
tenen en vingertoppen, ook als hij die niet weergeeft.
Tijdens onze kleine wandeling door
de oude bovenstad groeit de zin om nu ook de Picasso’s weer eens terug te zien
in het museum van Antibes. En als we even later ontdekken dat bus 200, die
staat te wachten aan een parkplein bij de boulevard, naar Antibes rijdt, is het
besluit snel genomen.
In
Château Grimaldi, waar het Picassomuseum is gevestigd, hebben we nog een uur.
De tijdelijke tentoonstelling met werk van modernisten als De Staël, Soulages
en de kennelijk onvermijdelijke Niki de Saint-Phalle, kan ons even gestolen
worden. Picasso’s Joie de vivre maakt
zijn titel helemaal waar. Content nemen we de trein terug naar Cannes. En daar is het goed dat de gelegenheid waar we op het terras drinken en eten La Bohème heet.