vrijdag 12 juli 2013

LE CARNET D'ART D'AZUR - 11

Cannes. Niet eerder geweest. Hotel. Daarna allereerst even naar de Boulevard de la Croisette langs zee, het filmfestivalpaleis, in het plaveisel handafdrukken van cinemaberoemdheden (ze zullen er wel niet als viervoeters voor hebben hoeven staan, met hun kont naar het publiek en de stad), toeristen willen foto’s van zichzelf poserend op een met een rode loper beklede betonnen trap die ‘de’ trap zal zijn. De vaste kindercaroussel een stukje verderop heeft helemaal niets te doen ondanks zijn mooie paarden in combinatie met een knalrode Ferrari.
         Geen plaats die iets wil betekenen aan deze kust zonder Picasso. Er blijft altijd een aanleiding of thema te verzinnen. In La Malmaison aan de boulevard ‘Het naakt en de vrijheid’, tekeningen en wat andere dingen uit de collectie van een kleindochter van de kunstenaar.

Ah, Picasso is altijd goed, ik bedoel, hij maakt niet altijd even geweldige dingen, maar het niet aflaten van zijn scheppingsdrift zorgt er al voor dat zijn werk iets weldadigs heeft. (Ik houd niet zo van zuinig scheppende kunstenaars, en zeker niet wanneer die krenterigheid esthetisch en ethisch gefundeerd wordt als een garantie voor kwaliteit.) En steeds opnieuw komt er tussen dat onophoudelijke bewegen van zijn ogen samen met zijn handen iets fantastisch te voorschijn. Picasso zoekt niet door te aarzelen, maar door te doen en te doen. Opeens is daar dan zo’n trefzekere lijn, in één enkele beweging vaak, die een lichaamscontour, een heup, een dij oproept die zo sensueel en esthetisch geloofwaardig is, hoewel de opgeroepen lijven een geheel eigen anatomisch leven leiden. Het doet me enigszins denken aan de anatomische ingrepen die Griekse sculpteurs toepasten om hun beelden overtuigender te maken. En dan zoekt Picasso natuurlijk telkens al tekenend de vrouw, de erotiek die hem doet tekenen, schier onophoudelijk. Wat ik ook geweldig vind is dat hij vaak delen van tekeningen, etsen, schilderijen ver uitwerkt om de rest er dan bij te laten zitten: dat werkt zo sterk omdat het mij de mogelijkheid biedt er zelf mee aan de gang te kunnen en te blijven, maar ook omdat het nooit een truc lijkt, ik heb steevast de indruk dat hij midden in het werk weggeroepen werd, door een ander doek of vel papier dat ook ‘betekenis’ wilde… En praktisch nooit van die mismaakte aanhangsels die, zoals bij veel modernistisch figuratieve kunstenaars, armen of handen moeten voorstellen, hè, of louter ledemaat- en hoofdloze torso’s. Picassso tekent in principe tot in de tenen en vingertoppen, ook als hij die niet weergeeft.

Tijdens onze kleine wandeling door de oude bovenstad groeit de zin om nu ook de Picasso’s weer eens terug te zien in het museum van Antibes. En als we even later ontdekken dat bus 200, die staat te wachten aan een parkplein bij de boulevard, naar Antibes rijdt, is het besluit snel genomen.

         In Château Grimaldi, waar het Picassomuseum is gevestigd, hebben we nog een uur. De tijdelijke tentoonstelling met werk van modernisten als De Staël, Soulages en de kennelijk onvermijdelijke Niki de Saint-Phalle, kan ons even gestolen worden. Picasso’s Joie de vivre maakt zijn titel helemaal waar. Content nemen we de trein terug naar Cannes. En daar is het goed dat de gelegenheid waar we op het terras drinken en eten La Bohème heet.