maandag 8 juli 2013

LE CARNET D'ART D'AZUR - 3

De flanken van de rotsige kasteelheuvel zijn onbegaanbaar steil behalve aan de noordzijde. Aan die kant bevinden zich imposante oude begraafplaatsen. Allereerst kom ik, afdalend, op de joodse begraafplaats, om er een moment van tussen twee tombes te worden aangekeken door een kleine bruingrijze kat met wat even een Nietzscheaanse snor lijkt, maar een net gevangen vogel is. Ik had een gewaarschuwd man kunnen zijn, maar heb nu pas oor voor het zich almaar verplaatsende tsjink tsjink van een stel merels.
De christelijke begraafplaats ernaast maakt met zijn elkaar de loef afstekende grafbouwsel en -zuilen in eerste instantie een bijna onwezenlijke indruk. Alsof alles moet en wil afleiden van wat eronder en erachter zit.
        Is een begraafplaats een plek, misschien de enige, waar kitsch esthetisch acceptabel is? Vanwege of omwille van de piëteit jegens zowel doden als nabestaanden? De doden lijk je in elk geval moeilijk nog iets kwalijk te kunnen nemen van hoe ze zijn bijgezet en waarmee ze omgeven zijn, zelfs wanneer ze een en ander ‘zelf’ bij leven zo hebben bedacht en bepaald.
         Maar neem zo’n jonge vrouw die voor eeuwig bedoeld in onvergankelijke schoonheid én onstilbaar verdriet dag en nacht, zonder een moment te wijken, bijvoorbeeld omdat ze eindelijk eens iets zou moet eten of naar de wc zou moeten, tegen iemands tombe aanhangt.
Een ‘beeld’ als dit wekt onmiddellijk het gevoel in me dat er iets niet klopt. Maar wat? Het veroorzaakt in elk geval een geheel andere emotie dan die het manifest wil bewerkstelligen. Het maakt me kregelig. Wie en wat denkt die dode wel dat hij is! Het is zo… aanmatigend.
         Voor mijn geestesoog verschijnen enkele ‘rouwbeelden’ die ik juist wel ontroerend vind. Daarbij de piëta van Michelangelo in de Romeinse Sint Pieter, hoewel ook dat beeld ingrediënten heeft die apert tot kitsch kunnen leiden: een prachtig, grotendeels naakt lichaam van een dode man van drieëndertig op de schoot van een mooi meisje van achttien…

Is dit het niet wat ik zou willen blijven mogen willen?

Door een heel knap meisje maagdelijk voortgebracht
dat voorts drieëndertig jaar met ouder worden wacht
om me, groot en bloot, op haar kuis bedekte schoot
te laten liggen, als na een kleine dood, volbracht.

Hoogstens kan ik nog meedingen in een ranzige
studio naar de rol van oudere heer die een jonge
snol verkracht, terwijl mijn hoogbejaarde moeder
onwetend op haar allerlaatste verschoning wacht.

Is dat het wat ik zou willen blijven mogen niet willen?


Dat schreef ik een jaar of zo terug. Mijn moeder leeft niet meer.