Uitgewerkte notities van 19 juni - 5 juli 2013 in 16 afleveringen
’s Ochtends wachten met uit Nice vertrekken voor de twee laatste nachten in Vence totdat, vroeg in de middag, alle verkeershindernissen in verband met de start van de Touretappe vanuit Cagnes-sur-Mer uit de weg zullen zijn geruimd. Dus tijd voor een bezoek aan de Villa Maséna, gelegen naast hotel Negresco, tussen de Promenade en de Rue de France. Matissezomerthema: palmen. Tegen een van de wanden weer een Dufy, Het plein van Hyères, hier tussen een Matisse en dat boeiende kubistische landschap De baai van Cannes uit het Parijse Picassomuseum.
De stammen van de palmbomen van Dufy bevestigen mijn idee over het belang van het ‘perifere’ waarnemen in Dufy’s werk: ze vallen bijna weg als je je blik erop richt en staan er gewoon terwijl je naar de obelisk kijkt, of naar de muziekkiosk, of naar zo’n malle vlinder of vogel. Wij zien nooit alles in gelijke mate; ik ben geen camera.
’s Ochtends wachten met uit Nice vertrekken voor de twee laatste nachten in Vence totdat, vroeg in de middag, alle verkeershindernissen in verband met de start van de Touretappe vanuit Cagnes-sur-Mer uit de weg zullen zijn geruimd. Dus tijd voor een bezoek aan de Villa Maséna, gelegen naast hotel Negresco, tussen de Promenade en de Rue de France. Matissezomerthema: palmen. Tegen een van de wanden weer een Dufy, Het plein van Hyères, hier tussen een Matisse en dat boeiende kubistische landschap De baai van Cannes uit het Parijse Picassomuseum.
De stammen van de palmbomen van Dufy bevestigen mijn idee over het belang van het ‘perifere’ waarnemen in Dufy’s werk: ze vallen bijna weg als je je blik erop richt en staan er gewoon terwijl je naar de obelisk kijkt, of naar de muziekkiosk, of naar zo’n malle vlinder of vogel. Wij zien nooit alles in gelijke mate; ik ben geen camera.
De
tentoonstelling op zich is er verder een van vrij willekeurig sprokkelwerk: als
er maar een palmboom of palmblad op voorkomt.
Als
er maar een instrument aan te pas komt of in voorkomt, lijkt vervolgens de
enige gedachte bij de samenstelling van de tentoonstelling met als thema
Matisse en jazzmuziek te zijn in het nogal verwaarloosde Palais Lascaris
in de oude binnenstad. De Matissekern van de tentoonstelling wordt gevormd door
de Jazz-serie, maar die is/was ook al
in zijn geheel te zien in het Matissemuseum.
Even voor halftwee vertrekt de bus
van lijn 94 naar Vence. Daar aangekomen worden we hartelijk terugverwelkomd door
de hoteleigenaresse madame Grazzini.
Matisse, Chagall: je ontkomt er
niet aan in deze streek. In Fondation Emile Hugues in het oude Vence is de
tentoonstelling Marc Chagall, du verbe à l’image geopend. Maar uiteraard heeft
de man prachtige dingen gemaakt, wat loop ik toch te zoeken en te zeuren!
Ik moet maar eens met dit Carnet stoppen. Maar niet na nog eens
boven in de kleine kathedraal naar de oude houten ‘primitieve’
kruiswegstatiebeelden te hebben gekeken. Beneden, boven de doopvont is een
mozaïek van Chagall te zien, onderwerp Mozes in zijn rieten mandje.
Softenonarmpjes, denk ik
onwillekeurig, bij het zien van de ledematen waarmee de vrouw die kleine Mozes uit
het Nijlwater komt halen. En: het zeilbootjeszeil op de achtergrond zal wel een
piramide moeten voorstellen. Maar waarom zouden anonieme beeldhouwers uit veel
eerdere eeuwen wel en moderne kunstenaars als Chagall niet ‘primitief’ mogen
zijn?
’s Avonds doet
de hotelkamertelevisie verslag van een militaire machtsovername in Egypte.
Of niets of alles
hangt met elkaar samen.
Nog een dag met een wandeling het
fraaie dal in en uit van de helder, koud en snel stromende Cagne.
En een in Vence gemaakte notitie
van Witold Gombrowicz als uitsmijter:
Die
Groten, dat zijn geen mensen meer, dat zijn alleen maar resultaten.
Tijdens de middagvlucht terug naar
Amsterdam op vrijdag 5 juli, begin ik aan het boek dat mijn partner bij stukjes
en beetjes tussendoor aan de Côte d’Azur heeft gelezen: De helleveeg, de nieuwste roman van A.F.Th. van der Heijden. In de
Schipholboekhandels werd het stapelgewijs aangeboden.
Ik heb zeker tien
jaar geen proza van deze schrijver meer gelezen. Na bijna vijftig pagina’s sla
ik het boek voor eens en altijd dicht, kijk naar buiten, in de blauwe ruimte boven
de wolken, om ‘Mijn hemel,’ te verzuchten: wat een volstrekt oninspirerend
tantebetjesgeklets in niets dan een keurig behapbare opbouw, syntaxis en
grammatica… Hoe kan het dat men zoiets werkelijk als kunst serieus neemt en
zelfs meer dan dat?
Wat mij betreft
mogen de stewardessen alvast op hun plaatsen gaan zitten voor de landing; we
zijn weer thuis.