In Nice wordt alom groots Un été pour Matisse aangekondigd: exposities
van en rond het werk van Henri Matisse (1869-1954) op maar liefst acht locaties. De
opening van al die tentoonstellingen is echter pas over twee dagen. Een deel
van de ruimten van het Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain is derhalve
afgesloten. Wat er van de vaste collectie te zien is, is al jaren zo goed als
ongewijzigd, zodat ik ietwat onverschillig maar weer eens langs een uitvergrote,
glad geschilderde en gefiguurzaagde telefoon, lichtschakelaar en eeuwig rokende
filtersigaret in een asbak van Wesselman slenter, nog minder dan de keren
ervoor waardering kan opbrengen voor de vrouwelijke vrouwenkunst van Niki de Saint Phalle, en de botsafdrukken van door Yves Klein met zijn overzeesblauwe verf
ingesmeerde naakte meisjes (zijn ‘levende penselen’) nu toch wel als zeer verouderd
ervaar: enerzijds stel ik me er bij voor hoe het kletsen van die jonge lijven
tegen het papier op de wand of vloer moet hebben geklonken, anderzijds zie ik
de blote lijven voor me van diezelfde vrouwen zoals ze nu zouden kunnen zijn –
maar dat tweede zal beslist niet de bedoeling van Klein zijn geweest.
De rondwandeling over het dak van
het Mamacgebouw is altijd
aangenaam vanwege de wisselende uitzichten over de stad. Maar opnieuw voel ik me
geïrriteerd en zuur worden vanwege een uiteraard als kunst gepresenteerde kleine
Eftelingachtige opstelling met gnoomachtige beelden van bekende moderne
kunstenaars, zoals Pablo Picasso die het kunstgras maait.
Kunstgrasmaaien, dat is waar ik in
elk museum voor hedendaagse kunst bijna uitsluitend nog mee wordt geconfronteerd.
Gelukkig
is er aan de Boulevard Risso, vrijwel meteen buiten het Mamac, een zeker voor zo’n grote stad onooglijk
natuurhistorisch museumpje waar ik alvast wat informatie kan opdoen over de
natuur van de Var waar we binnen en paar dagen doorheen willen wandelen.