Uiteraard met toestemming van de afzenders hieronder
twee brieven (e-mails) van bevriende kunstenaars. De eerste is van schilder Rik
Lina. Hij schreef me het volgende naar aanleiding van die speciale vleugel ooit
bij het Amsterdams Stedelijk Museum (zie aflevering 11):
Beste
Huub,
De
‘nieuwe Vleugel’ werd speciaal gebouwd als expositieruimte voor de Amsterdamse
kunstenaarsverenigingen. Dat waren er in die tijd nogal wat, zodat de vleugel
het hele jaar werd gebruikt. Dat zinde de museumdirectie natuurlijk niet, ook
omdat die het Amsterdamse werk beneden de maat vond.
Er stond dus een groot bord voor de
bezoekers dat deze expositie buiten de verantwoordelijkheid van de directie
was. Zelfs bij de exposities van de jaarlijkse kunstaankopen (jaja... die waren
er destijds! evenals de Rijksaankopen en Provinciale…allemaal wegbezuinigd).
Het begon ermee dat verenigingen
werden samengevoegd en dat nieuwe groepen geen toegang kregen etc…. Langzaam
maar zeker hield het op, werden de verenigingen verjaagd naar Museum Fodor,
zodat de vleugel gewoon een onderdeel werd van het museumprogramma. De enige
Amsterdamse (nou ja...) kunstenaar die ik er nog zag was Karel Appel. Mijn werk
heeft er ook enkele malen gehangen in de jaren 70, met de ‘Nederlandse Kring
van Tekenaars’, en ik richtte er exposities in van de Kunstaankopen.
En toen ging de beuk erin… Op de
foto zie je ‘madame’ wethouder Gehrels enthousiast de ruiten ingooien. Een
schitterend bewijs van de totale barbarij van de Nederlandse overheid. Kunst
heeft geen nut, dus weg ermee, en helemaal kunst van dat zootje tuig uit
Amsterdam.
Ik was eind jaren 70 al voorgoed
afgeknapt op het hele Vaderlandse kunstbeleid en ben met ons gezin geëmigreerd
naar de Antillen.
Hartelijke
groet,
RIK
De tweede is van vriend Benno Barnard. Zijn
vader, Willem Barnard (dichter Guillaume van der Graft) figureert ook in de
Lucebertbiografie van Hazeu. Pagina 77: ‘[…] meldde zich vrijwillig [voor de Arbeitseinsatz – hb], net als Willem Barnard en Ad den Besten.’ Met als noot
van Hazeu: ‘In de gesprekken die ik met Willem Barnard […] voerde en de vele
tientallen brieven die wij schreven tussen 1981 en 2003, kwam een enkele maal
de oorlog ter sprake, en de last die hij na de oorlog voelde omdat hij zich
voor de Arbeitseinsatz had aangemeld. Het niet onderduiken zag hij als een
voorbeeld van “schuldig verzuim”.’
Beste
Huub,
Die
Lucebertbiografie is belachelijk dik, alsof Hazeu zijn varken vetmest om het
vervolgens te slachten. Je commentaren bij die slachtpartij zijn meeslepend: ik
zie je kwaad worden als de idealist Lucebert na de oorlog ook nog eens een
opportunist blijkt te zijn. De idealist: het is een angstaanjagende
mensensoort. Een gewoon slecht mens berooft een juwelierszaak en is dan voorlopig
tevreden, maar de idealist zal niet rusten voor hij het paradijs op aarde heeft
gesticht, ondertussen zijn medemensen berispend wegens verkeerde opvattingen.
In de kranten lees ik dat Lucebert als linkse voorman het tegendeel werd van de
Hitlerbewonderaar en antisemiet. Maar het tegendeel van het nazisme is niet
links, laat staan extreem-links - het tegendeel van het nazisme is de saaiheid
van het burgerlijke midden. Ja, ik ben een extremist van het centrum!
Nu over mijn vader. Hazeu, lees ik
bij jou, noemt Willem Barnard als iemand die zich vrijwillig voor de
Arbeitseinsatz heeft gemeld; na de oorlog, vertelt hij in een aantekening, toen
mijn vader vooral Guillaume van der Graft wilde zijn, een dichter in de
periferie van de Vijftigers, ergens halverwege Nijhoff en Lucebert, en in zijn
beste werk een gaaf lyricus... na de oorlog dus heeft hij in brieven aan Hazeu
het niet-onderduiken 'schuldig verzuim' genoemd.
Zo wekt de weinig subtiele Hazeu de
misleidende suggestie dat mijn vader uit sympathie voor de Duitsers naar
Duitsland zou zijn gegaan... Welnu, de zaken liggen wel even anders dan Hazeu
suggereert.
Mijn vader was een Rotterdammer,
zijn stad was gebombardeerd, mensen die hij kende waren gestorven, maar dat
drama was niet eens nodig om het nazisme te haten, hij was intellectueel
onderlegd genoeg om die ideologie te doorzien. Vergeet niet dat hij een
leerling was van de theoloog Miskotte, die in 1939 het nazisme in het
fenomenologische meesterwerk Edda en
Thora als het nieuwe heidendom omschreef. Bovendien had hij van vaderszijde
gematigde socialistische sympathieën, van de soort die wij vandaag
‘sociaal-democratisch’ zouden noemen.
Maar er speelde nog een ander soort
moreel besef mee: vrienden van hem waren opgepakt of durfden niet onder te
duiken. Mijn vader – in die tijd, 1943, al verloofd met mijn moeder – heeft
toen besloten zijn vrienden niet in de steek te laten, mede gedreven door de
gedachte dat hij als student theologie mensen misschien moreel kon bijstaan.
Dat laatste is ook gebeurd. Mijn vader sprak en bad met mensen. Wij kunnen ons
dat misschien moeilijk voorstellen – sowieso kunnen we ons weinig voorstellen
van het leven in die oorlog, behalve dan het spektakel zoals verbeeld in films.
Maar het geestelijke leven, de morele beslissingen, het sentiment, de
doodsangst, de heldenmoed, goed en kwaad als concrete, tastbare
werkelijkheden... jij en ik hebben nooit iets meegemaakt.
Goed, ik las dus bij jou wat Hazeu
achteloos aanroerde. Toen was jij nog vooral onthutst vanwege de rol van
Lucebert voor hij Lucebert werd. Maar vervolgens publiceerde je je
aantekeningen over de naoorlogse Lucebert, de grote linkse voorman, die
gezellig in het Spanje van Franco ging wonen en dat verkocht als een vorm van
solidariteit met de gewone, ‘echte’ Spanjaard. Je was woedend. En ook ik was
woedend. De opportunist! Moraliseren over onze gemartelde bruid en van een
ander gemarteld meisje naar hartenlust profiteren!
En weer dacht ik aan mijn vader, die
ik meer dan eens in tranen heb gezien, gekweld als hij werd door schuldgevoel.
Niet vanwege die Arbeitseinsatz: zijn geweten was zuiver. Hij vertelde eens hoe
een Rus en hij altijd Stalin dobr!
tegen elkaar zeiden, want Stalin was toen nog een bevrijder en die groet wiste
de Heil Hitlers om hen heen als het
ware uit.
Wat hem kwelde was zijn lafheid: hij
was geen verzetsstrijder geworden, hij had geen pistool durven oppakken, hij
had zichzelf een zwakke humanitaire missie aangepraat en was in arren moede
naar Berlijn getrokken, vanwaar hij een jaar later met de tuberculose in zijn
longen weer naar huis was gestuurd, een overlevende van hevige bombardementen,
getraumatiseerd voor de komende zes, bijna zeven decennia. Wat hem kwelde was
dat hij geen enkele Jood had gered.
Jouw aantekeningen over de Keizer
bij de Caudillo lezend, herinnerde ik me hoe mijn vader meer dan eens
uitnodigingen voor Stellenbosch had afgeslagen. Je kon niet naar het
Zuid-Afrika van de Apartheid reizen, vond hij, al was hij zich er heel goed van
bewust dat de toenmalige culturele boycot uitsluitend Afrikaanstalige dichters
en academici trof, die in overgrote meerderheid anti-Apartheid waren, en de
economische belangen van Verwoerd en de zijnen nog niet met een schampschot
raakte.
Vergelijk dat eens met Lucebert.
Groot dichter.
Groot opportunistisch varken.