Hoezo nauwelijks of geen invloed [zie hier]?
Op verzoek schreef ik speciaal voor de Lucebert-herdenkingsavond in De Rode
Hoed op 15 september 1994 het onderstaande gedicht, dat naderhand deel
uitmaakte van mijn bundel Iets zo
eenvoudigs (1995):
Lichtdrager
licht me voor!
in memoriam Lucebert
Als je dood bent
denk ik maar dit is
een vraag ben je een
ontlasting maar
van wie of wat dat
weet je pas als
je opziet naar het
zijn of haar al
dan niet
schrikbarend omhaarde gat?
Als je nog oog
daartoe had. Als je dood
bent ben je bolus
rechtstreeks gepleurd
in de al dan niet
om- en overstraalde mond
van je volstrekt
onkieskeurige god die
zich sluit tot
stikdonkere grot waarin
je hem tussen dag in
en dag uit erend
bezweren moet met
kleursmeersels op de almaar
wijkende wand? Als
je nog hand daartoe had.
Maar als dood is
aarsbek is bek-aars is
de afgrondshuig
waaronder elke zin onttakeld
tuig is spuitpoep
die eeuwig razend zwerft?
Is het leven dan
niet beter als je denkt
maar dit is een
vraag dat de dood is
een schoonheid? Dat
na het bedwateren
in het volledig
bewaakte bed dat na
de turborijpingen
der je botweg
tutoyerende heren
tumoren de dood
is een schoonheid in
en om me is
een blijvend
wassende blijheid van het wassen
van vruchten aan de
beekkromme?
O lichtdrager licht
me voor! Laat me je
op de hielen aan de
ingangen der uitwegen
van je verzen
dagelijks leg ik mijn oor.
© hb