zondag 12 augustus 2012

LINKS- EN RECHTSMAINISCHE EN -RHEINISCHE KUNSTNOTITIES 6


[VERVOLG 5]
4-7 augustus 2012
Om de eerder geciteerde dagboekaantekening van Camus over esthetiek en knechtschap van de architectuur te completeren: ‘Misschien stel ik om die reden de schoonheid van een landschap boven alles, die wordt met geen enkel onrecht betaald, en mijn hart voelt zich er vrij bij.’
          Zou zo’n landschap nog ergens op de wereld bestaan, en zou het eigenlijk ooit bestaan hebben?

Eind van de ochtend met de S-Bahn rechtsmainisch en vervolgens, vanaf Mainz, met een boemel linksrheinisch naar Bingen am Rhein. Bij Bingen en aan de overzijde Rüdesheim worden de rivieroevers opeens steil. Aan Rüdesheimer kant daardoor sterk oplopende terrassen met een en al wijnstokken in keurig evenwijdige rijen, bijna bovenop afgesloten door donker loofbos. En tussen druiven en bosrand een kunstmatig uitzichtplateau met op een enorm, neoklassiek sokkelwerk Germania, die de rivier tussen Rüdesheim en Bingen vanaf grote hoogte overschouwt en ook mij aan ons hotelkamerraam in de gaten houdt. Aan Bingense kant stroomt de rivier de Nahe in de Rijn om die, even verderop in een welhaast haakse bocht noordwaarts nog meer stroomkracht te verlenen, waardoor van de beladen vrachtboten, die steeds weer vanachter de hoek verschijnen, het uiterste wordt gevergd om vooruit en door het zogenaamde Binger Loch te komen.

Dat Binger Gat is pas zeer laat in de tijd ontstaan. Een rotsformatie zorgde ervoor dat hier geen vrachtschepen verder konden. Pas in de zeventiende eeuw lukte het een vier meter brede doorgang te maken. Maar de eigenlijke doorbraak werd in de eerste helft van de achttiende eeuw door de Pruisen middels explosieven geforceerd: het Binger Gat (dat nadien nog meerdere keren werd verbreed). Door het rotsrif in het water en de vernauwing van het rivierdal neemt het verval van de Rijn daar nog steeds drastisch toe.

 Tegen de rechterhelling is de ruïne te zien van de Ehrenfelsburcht, rond 1210 gebouwd in opdracht van de aartsbisschop van Mainz die beducht was voor aanvallen uit het noorden. Vanaf het begin van de veertiende eeuw fungeerde de burcht als tolpost. Aan de overzijde werd daartoe ook nog een wachttoren gebouwd, de zogenaamde Mäuseturm. Over de naam van deze toren doen verschillende verhalen de ronde. Mogelijk is die naam afkomstig van het Middelhoogduitse mûsen: ‘spieden’. Maar ook een verhaal over hongersnood, vrekkigheid en echte muizen is onuitroeibaar.
          Al met al: niet voor niets begint, geografisch, hier de Rheinromantik. En wat aan bossen nog over is, is beschermd natuurgebied. Armando zou het een schuldig landschap noemen. Niets is er zonder menselijke historie en historisering, niets is er geworden zoals het was zonder knechtschap en andere tussenmenselijke ellende. Het lijkt wel monumentale architectuur die ‘desondanks schoonheid is’.

Wordt vervolgd