maandag 24 december 2018

VERHOLEN PICTURAAL


In Jagers in de sneeuw, dat volop winterse tafereel, met de ijsbedekte bergen op de achtergrond in de avond die begint te vallen wanneer links de jagers terugkeren met hun meute honden en er in het dal onder voor hen nog schaatsers krabbelen en zwieren terwijl de vogels – ‘vögel’ zeggen wij – al naar hun slaaptak vliegen, woon ik inmiddels in het eerste huis aan de weg naar de dorpskerk. U ziet het in Wenen wanneer u voor die Bruegel staat. Inderdaad, dezelfde richting op die de terugkerende biezensnijder met zijn tweespan gaat en dan meteen aan uw rechterhand. O, u bent welkom, hoor. In de warmte hier binnen ruikt het al naar knisperend takkenvuur en gebakken ei met spek wanneer ik vanachter mijn gordijntje naar u bij die armetierige struik boven de jagers tuur.
        U komt weleens in het Musée d’Orsay? Daar zit ik in Le déjeuner sur l’herbe van Edouard Manet verdekt pootjebadend achter het gebladerte boven de dame van fatsoen die nochtans meende zich zomaar, och, waarom ook niet, tussen twee stads geklede heren van al haar zomerkleren te kunnen ontdoen. Waarom de jongedame glimlacht die in haar dunne hemd in het water staat alsof ze op de tast naar kikkers zoekt, vraagt u zich af? Om het ‘Salope, approche que je te mange’ dat ik haar net heb toegevoegd. Maar weer in de roeiboot straks met mijn Solange zal het blijven, beloof ik u, bij hoger gezoen.
        En de Vermeer in Dresden… Nee, achter dat kleine gordijn ervoor heeft het uiteraard geen zin. Onder de tafel met het zware Perzische kleed eroverheen? Ik wil toch geen gluurder zijn! Maar voor het open raam op straat terwijl mijn hond naar een andere blaft en de toren van de Nieuwe Kerk voor tien uur slaat, wacht deze door vrees bedeesde in het gedempte zonlicht hoopvol op haar stralende lach nadat ze mijn brief ten einde gelezen heeft. Vindt u haar ook zo knap?
        Meer verklap ik niet. Vermoed maar waar ik me verder zoal picturaal verholen achterliet.


© HB