zaterdag 8 december 2018

OP WEG NAAR FABELTJESLAND



Naar aanleiding van de pleidooien van Benno Barnard (in NRC Handelsblad) en mij (op Nonnolles) tegen deelname als dichter aan de Grote Poëzieprijs vanwege o.a. het vereiste tolgeld en de in feite vernederende wedstrijd met allereerst talrijke niet verder vernoemde en vervolgens vier genomineerde afvallers die geacht worden bij het aanhoren van de door tromgeroffel begeleide juryuitspraak ter plekke voor de boven hen verkozene te applaudisseren, en dit alles juist in het meest kwetsbare want commercieel ondeugdelijke segment van de literatuur, ontvingen we menige blijk van instemming, ook van dichters die, zoals wij zelf, een poëziebundel gepubliceerd hebben die voor de eerste editie van deze prijs ingezonden zou kunnen worden. Op enkele uitzonderingen na bleef het echter bij instemming zonder dat die werd omgezet in daadwerkelijke medestand. Niet dat we op veel medestanders en dus mededissidenten hadden gerekend – we gaan lang genoeg mee in dit cultuurtje –, maar veelzeggend blijft het. Het is op een wrange wijze grappig om daar eens verder over na te denken.
            Namen ga ik niet noemen, want iedereen heeft uiteraard het volste recht te doen en te laten wat hij of zij zelf beslist. Argumenten om desalniettemin toch in te sturen en te betalen of dat te laten doen, varieerden van* ‘pas bij nominatie kan ik een effectief statement ertegen maken’, ‘mijn bundel heeft dan eindelijk de kans wél aandacht te krijgen’, ‘de organisatoren bedoelen het goed, ik ken er twee persoonlijk’ tot ‘mijn uitgever heeft al ingezonden en afgerekend en ik ben bang voor kwade gezichten.’ Bedenkelijk bij dat laatste, meerdere malen aangevoerde argument: de meeste uitgevers piekeren er blijkbaar niet over hun auteurs te raadplegen alvorens hun werk voor wat dan ook in te sturen, want dichters mogen al blij zijn überhaupt een uitgever te hebben en laten zich gedwee pater- of maternalistisch behandelen. Iemand van een uitgeverij meldde** een dichter: 'Wij zijn er zo gewend aan dat schrijvers en dichters graag ingestuurd willen worden voor een belangrijke prijs [...] dat het niet in ons hoofd is opgekomen u van te voren hierover te berichten.' Dat bedoel ik nou. Let ook op de formulering die alles verklapt over het denkpatroon: er worden geen boeken maar 'schrijvers en dichters' ingestuurd...

Maar nu een hypothese.
            We nemen zes van deze desalniettemindichters, alle zes door mij vanwege hun poëzie gewaardeerd en ik vermoed dat ze ook elkaars werk kunnen waarderen. Ze sturen (lees: zetten) dus alle zes in, 42 exemplaren plus € 450 in totaal.
            Een van hen moet sowieso al afvallen voor de vijf nominaties!
            Maar hoe volstrekt onwaarschijnlijk het alleen al is dat de overige vijf allen tot de vijf genomineerden zullen gaan behoren wordt zonneklaar wanneer ik opnoem wat ze alle zes zoal niet zijn.
            Geen van hen is een knip-en-plakdichter, niemand is een taalontwrichter of lezerspootjeslichter, niemand is een eigenbeheerder met een uit eigen zak betaald ISBN, geen van de zes is een vrouw, geen van hen heeft een anders dan bleek getinte huid, niemand is transgender, er is geen vluchteling bij, geen van de zes heeft ouders of grootouders uit een andere cultuur, geen een beschikt over een oorlogstrauma, niemand hoefde of hoeft nog in het reine te komen met een te verwerken incestverleden, niemand van het zestal is een nog te ontdekken talent, niemand meer de jongeling die hij misschien af en toe nog meent te zijn…
            Exclusief een vijftal van deze zes nomineren zou gelijk staan aan discrimineren van vrouwen, homoseksuelen, jongeren, debutanten, migranten, misbruikten enzovoort, kortom van de diversiteit in het algemeen!
            Dat is in onze huidige sociaal mediacratisch bepaalde tijd toch volstrekt onverkoopbaar! Stel je dit eens voor als uitkomst van de eerste (en daarmee laatste) editie van die poëzieprijs: vijf oudere heteroseksuele blanke westerse mannen! Haha! Werp alleen maar eens een vluchtige blik op de jurysamenstelling... Door wie en wat zal die trouwens zijn bepaald?
            Met andere woorden, hooguit een of twee (een zeer ruime inschatting) van onze zes desalniettemindichters zullen hun bundel niet helemaal vergeefs hebben ingestuurd, want ze mogen ermee voor het peloton; naar die van de overigen zal geen haan meer kraaien en geen meneer de uil zijn kop nog draaien. Gevolg is wel dat alle afgevallenen nooit en te nimmer meer verontwaardigd over dat gedoe van zo’n prijs mogen kwetteren. ‘… En denk erom: oogjes dicht en snaveltjes toe. Slaap lekker!’
            Nu ik het toch over dieren heb: van dat zestal hoop ik uiteraard dat degene die verklaarde bij nominatie zijn antinominatie-statement te maken in elk geval genomineerd zal worden. Dat maakt het zelfs voor mij en Benno Barnard weer een interessante wedstrijd om te volgen, want: wie is de mol? En zal die mol woord houden…?
            S -  p -  a -  n -  n -  e -  n -  d   !

* Ik citeer hier niet letterlijk, maar parafraseer. ** Ik parafraseer hier niet, maar citeer letterlijk.


Waar ik ook nog op wil attenderen is de willekeur van de door nominatieprijzen aangehouden periodes, die meestal twaalf maanden omvatten. Het lijkt me helemaal niet onvoorstelbaar dat er in periode X drie kwalitatief buitengewoon goede bundels verschijnen waar de beste publicatie uit periode Y erna niet aan kan tippen.