Ik las in een bespreking dat een nieuwe poëziebundel van
Arjen Duinker uit louter vragen bestaat, maar terwijl ik die bespreking las
vroeg ik me onwillekeurig af wat voor vis dat was op de erbij afgebeelde
voorkant van Een goudvis. Een goudvis
dus, zou je denken, en het is beslist ook een gefotografeerde goudvis die als
illustratie is gebruikt. Maar toch ook geen ‘gewone’ goudvis zoals wij die in
mijn kinderjaren thuis in een kom hadden, toch? Niet zo een dus:
Nee, volgens mij het gaat hier om een sluierstaart(goudvis), niet
een Chinese, maar een variëteit die zo’n honderd jaar geleden in de Verenigde
Staten werd gekweekt. Ik herinner me dat ik als kind uit een busje
voedselvlokjes in de goudviskom strooide en dat onze goudvis die met zijn
lippen deels boven water ophapte. Maar voor sluierstaarten moet je juist
voedsel gebruiken dat meteen zinkt, las ik zojuist, want die vissen zijn vatbaar
voor lucht in de zwemblaas, waardoor ze gaan drijven en uiteindelijk doodgaan.
En zoals hun naam al zegt: ze hebben een sluierachtige staart, geen enkelvoudige
zoals de gewone goudvis, maar een dubbele. De ene goudvis is de andere niet,
hè. Met andere woorden, ik had geen enkele vraag uit de inhoud van de uitgave
nodig om al met vragen te zitten.
Zelf hang ik
het principe aan dat een boektitel en een omslagillustratie nooit elkaars illustratie
moeten of mogen zijn. Er zijn twee omslagen van prozaboeken van mezelf die ik alleen
al om die reden niet geslaagd vind.
Mijn
allereerste prozaboek heet De leguaan.
Het werd in 1979 met dit voorplat in het voorjaarsprospectus van Meulenhoff
aangekondigd.
Als hagedissenvanger in mijn jeugd en terrariumhouder in mijn
jaren als twintiger was ik ingenomen met die afbeelding erop. Spoedig kreeg ik
echter te horen dat het omslag veranderd moest worden, omdat de
vertegenwoordigers van boekhandelaren hadden vernomen dat zo’n boek geen in
literatuur geïnteresseerden maar hooguit terrariumhouders zou aantrekken, die
het na wat geblader uiteraard niet zouden kopen. Ik weet niet meer hoe het
overleg aan de Herengracht verliep, maar ik vermoed dat ik me nogal vasthoudend
heb opgesteld gezien het vrij ongelukkige compromis dat er als alternatief
uitkwam:
Juist op De leguaan
hoorde ‘natuurlijk’ geen leguaan. Alleen al vanwege de misleidende suggestie
dat het in het boek om deze specifieke leguaan (een groene, iguana iguana, of een antillenleguaan?)
in deze speciale omgeving (een oude terrariumvitrine in de Parijse Jardin des
Plantes) zou gaan.
De tweede keer
dat het fout ging, in 1993, was ik me maar al te zeer bewust van de fout, maar
ik liet mijn principe uiteindelijk frustreren door de commerciële mogelijkheden
die men op de uitgeverij meende te zien in deze opmaak:
Afgezien van bedenkelijke aspecten zoals de blinddruk van de
titel: die dame voorop was uiteraard totaal niet de Leila van binnenin en
honderd jaar later, maar die zat mooi wel bij voorbaat met dat laatromantische
harembeeld opgescheept…
En zo hoort op Lolita geen Lolita, op De idioot geen idioot, op De oude man en de zee geen oude man aan
een zee, op Madame Bovary geen ene
madame, op A Room with a View geen
kamerraam met uitzicht, enzovoort. Maar misschien hoort op een bundel die Een goudvis heet en alleen maar vragen
bevat juist wel een goudvis? Maar waarom dan geen gewone goudvis maar een sluierstaart? Het antwoord lijkt me binnenin niet te vinden.