Afgelopen
middag kocht ik een evident ongelezen exemplaar van de essaybundel Vrij uitzicht uit 2001 van Willem
Brakman bij een bekend Amsterdams antiquariaat. (Ik hoop altijd als ik
daar ben een criticus, liefst een bepaalde, op heterdaad te betrappen wanneer die
met zijn veelhoekig gevulde blauwe Albert Heijntas aan de balie verschijnt om de
volgende lading ongelezen recensie-exemplaren voor de prijs van twee euro per
stuk te slijten.)
Toen ik in de
tram onderweg naar huis alvast wat in het boek bladerde, bleef ik met een klein
schokje steken bij de allerlaatste tekst erin, ‘Object’ geheten. ‘Het binnen
dit thema van De Gids uitgekozen
blikje […]’, zo begon de openingszin! Het kon niet anders, dit sloeg op het
thema dat ik ooit voor een aflevering van De
Gids had bedacht en mee had uitgevoerd, in de hoedanigheid als redacteur
uiteraard.
Ik besloot
bij Artis uit te stappen, om de tekst daar even te gaan zitten lezen, want zo
goed is mijn geheugen ook weer niet. Hoelang was het geleden dat het
betreffende nummer was verschenen? In het boek vond ik daar geen informatie
over. Wel wist ik nog heel goed dat ik op het idee was gekomen om een aantal
auteurs hetzelfde voorwerp te sturen met het verzoek er met een tekst op te
reageren. Beter: de redactie vroeg allereerst aan een aantal auteurs of ze aan
zoiets wilden meedoen, nog niet wetend wat het concrete voorwerp zou zijn. Na de
toezeggingen (ik kan me geen afzegging herinneren, al zegt dat niet alles, want
mijn verdringingsmechanisme is goed geolied) kocht ik tien kleine blikjes
sardientjes, van het merk Great Ocean, elk verpakt in een vetwerende wikkel. De
negen auteurs werd verzocht het voorwerp na ontvangst ook te openen.
Artis heeft geen sardines in een van
zijn aquariumbakken. Bovendien is het licht in het aquariumgebouw te zeer
getemperd om er te kunnen zitten lezen. Maar dat de Afrikaanse pinguïns
sardientjes lusten, kun je al van ver ruiken. Dus nam ik plaats op een bank
voor hun verblijf en las ik de vogels de tekst van Brakman voor, niet hardop,
want dat is voor pinguïns niet nodig.
Een klein
kwartiertje later zocht ik het betreffende Gidsnummer op in de donkere kast
onder de trap. Jaargang 160, nummer 5, mei 1997. Al eenentwintig jaar geleden
dus! Maar ik herinner me die blikjes, het inpakken en versturen ervan nog als
de dag van gisteren: naar Willem Brakman dus, naar Nicolaas Matsier, Jacq
Vogelaar, Pol Hoste, Gerrit Krol, Peter van Lier, Kamiel van Hole, Oek de Jong,
K. Schippers. Ik schrik ook, want vier van de negen behoren inmiddels tot de
overledenen. Maar ik voelde me even alsof het maakplezier van toen weer helemaal
terug was; de euforie van het plan, die dingen zelf, de spanning over wat het
aan reacties zou opleveren. Bovendien werd het nummer nog aangevuld met onder
andere vertaalde teksten van Alain Robbe-Grillet, Karl Krolow, Les Muray, ook
over ‘dingen’, hoewel geen blikjes sardientjes. Wat een feest om zoiets te
(hebben) mogen en kunnen doen! En dat ook nog eens omdat het tiende blikje voor
mezelf was. Niet voor mezelf als schrijver, maar als tekenaar…
Ik moet die
tekeningen nog ergens hebben liggen, in een van de schuifladen van mijn tekeningenladenkast.
Geen zin om van alles door te spitten, want ik wil (her)lezen. Krol: ‘Liggen ze
daar in de diepte. Rotsen, of riffen. […]’ Hoste: ‘Ver is de mist en het zilver
uit Holland en Portugal. […]’ Vogelaar: ‘Iets is naar mij toegekomen – het is
iets dat op mij wacht; uit zichzelf doet het niets. […]’ Robbe-Grillet: ‘Alle
schrijvers denken dat ze realist zijn. […]’. Krolow: ‘Een citroenvlinder tegen
de schuine witblikken wand van het schuurtje voor tuingereedschap vormde de
aanleiding voor hem. Hij keek en wist dat hijzelf ook werd bekeken […]’.
Dus even snel
uit De Gids gescand voor hier. Misschien is de helemaal bovenaan geplaatste tekening, die zwarte, wel de mooiste, of de meest 'poëtische': het blikje sardientje geopend als een oester in de sterrennacht. De
tekst van Brakman is trouwens ook HIER
te lezen.