Rob van Essen, Ik kom hier nog op terug: wat een verademing, want wat een
leesgemak biedt het begin van deze recente roman in vergelijking met mijn
ervaring met de opening van het boek van een heel andere auteur waarover ik het
in twee vorige berichten* had! Hier geen zinsbouw of beeldconstructie waar ik
vraagtekens bij wil zetten, geen formuleringen die me net niet adequaat lijken,
geen ingewikkeldheid die me nodeloos met en naar zichzelf afleidt, geen overbodigheden,
geen flonflon. Terwijl ik allesbehalve allergisch ben voor complexiteit en
verdichting, voor beeldspraak en meanderende formuleringen, allerminst afkerig
ben van nabokovisme, manierisme en barok, zelfs niet van smuk, mits strak smaak- en zinvol
gearrangeerd.** Maar Rob van Essens roman presenteert zich en zijn verhaal in
die openingspagina’s eenvoudig als vanzelfsprekend – waarbij zowel ‘eenvoudig’
als ‘vanzelfsprekend’ in meerdere betekenissen mag worden opgevat. Dus ook als
simpelweg voor zichzelf sprekend, evident, sec. Nergens lijkt de taal te veel
en ondoelmatig. Als lezer zou ik niet weten hoe anders verteld zou moeten
worden wat hier even gewoon als intrigerend wordt beschreven.
Beschreven
wordt hoe een man voortdurend doende is en blijft met het onderhoud, meer
specifiek het schilderwerk van de relingen van de twee bruggen die Amsterdam
Oost en Noord met elkaar verbinden: de Amsterdamse brug en de
Schellingwouderbrug. Is hij na lange tijd aan een kant van beide bruggen klaar,
begint hij aan de overzijde, en is hij daarmee klaar dan is er genoeg tijd
verstreken om weer met het schilderonderhoud aan de overkant te beginnen.
Ik
zou me kunnen afvragen, nee, ik vraag me af of Van Essens stijl het hier bij
mij zo goed doet omdat ik die twee bruggen zo goed ken. Je hoeft de namen ervan
maar te noemen of ik zie ze ‘levendig’ voor me. In de decennia dat ik parttime
doceerde ben ik er ettelijke honderden keren overheen gereden, vanuit Oost naar
Noord en terug, zowel op de fiets als in de bus van lijn 37. En wanneer het in
de erop volgende pagina’s in diezelfde ritmisch aangenaam functionele stijl gaat
over de Sarphatistraat gaat het andermaal over een route die ik bijzonder goed
ken, ja, vrijwel dagelijks loop ik wel een stukje over die Sarphatistraat,
langs het Amstelhotel over de brug richting Frederiksplein, of langs de Nescioplaquette om in de
Roetersstraat te komen, of om, aan de oostkant, bij de Muiderpoort over te
steken, of langs de voormalige kazerne te wandelen om met een kleine omweg in
Artis te komen of richting molen te gaan. Je zou dus kunnen zeggen dat ik niet
veel woorden nodig heb om me die straat, net als die twee bruggen, levendig
voor de geest te halen. Maar het frappante is, vind ik, dat ik bij Van Essen
niet als van buitenaf oplettend zit toe te kijken hoe goed of slecht iemand
beschrijft wat ik zo goed zelf ken, maar dat mijn twee bruggen en die lange
Sarphatistraat zich als het ware, op zijn minst tijdelijk, niet buiten maar in dit proza bevinden… Het kan niet anders
of dat moet hem (ook) in de stijl zitten.
Uit
een paar recensies die ik las over Hier
kom ik nog op terug, begrijp ik dat het verhaal dat zich aandient curieuze
ontwikkelingen en verzonnenheden zal bevatten. Laat maar komen!
* https://huubbeurskens.blogspot.com/2024/12/vlaamse-parelhoenders.html
en https://huubbeurskens.blogspot.com/2024/12/bloot-rood.html
** Zie bijvoorbeeld https://huubbeurskens.blogspot.com/2018/12/wat-brengt-te-berde.html