In Indonesisch restaurant Kantjil in de Amsterdamse Spuistraat meende ik ooit, na een bezoek aan het Rijksmuseum, het roemruchte Oote-gedicht van Jan Hanlo anders en beter te begrijpen.Als voorafje bestelde ik groentebeignets met ketjapsaus. Boe, heet dat die waren! Alle tijd om hun Indonesische benaming tot me te laten doordringen: Oteh Oteh. Die klanken zou je fonetisch ook kunnen noteren als Oote Oote… Ja, natuurlijk! Hanlo’s gedicht gaat gewoon over het eten van hete Oteh Oteh! Moeilijk een tafelgesprek verder voeren met zo’n heet ding in je mond, zeker over een cultureel hoogstaand onderwerp als Dembrandt – Boe oe oe oe (etc).
Verder gegeten, Boemboe, Boeah, Rendang, Kentang (etc), oe hoe heerlijk, oe, a, a, en de ingeving min of meer vergeten. Toen thuis toch nog eens nader bekeken, niet alleen het gedicht ‘Oote’, maar ook het begin van Jan Hanlo’s biografie: Jan werd geboren in Bandung op Java als zoon van Bernardus Maria Josephus Hanlo, voorzitter van de Landraad aldaar. Weliswaar vertrok zijn moeder er met Jantje binnen een jaar, maar meer hoefde ik niet te weten.