Hoe Sven Vitse, Vlaams
letterkundige, een aantal jaren geleden zijn bespreking van mijn prozaboek Eindeloos eiland meende te moeten
besluiten, vind ik nog steeds jammer. Dat niet alleen gezien de wijze waarop
hij eerder met literair werk van me omging, maar vooral vanwege de woke-claim die hij als part van zijn
oordeel op mijn boek en mij legt.
‘De systematische […] reductie van het vrouwelijke nevenpersonage
tot object en product van de mannelijke seksuele verbeelding [komt] wat
achterhaald over,’ schrijft hij. ‘Er
gaat wellicht een oprecht verlangen achter schuil, maar een ironische male gaze lijkt me daarvoor niet het meest
eigentijdse masker.’
Dat is dus kritiek op vooral de inhoud, op het standpunt van
personages en hun verteller. Doet er niet toe of er een ‘oprecht verlangen
achter’ zit, zo’n perspectief hoort niet meer in (literatuur van) deze tijd,
oordeelt hij.
Ervan afgezien dat ik de nodige bedenkingen heb bij zo’n moralistische
vordering tot wat voor sociale eigentijdsheid doorgaat, waag ik het te
betwijfelen of die mannelijke blik of perceptie in of van Eindeloos eiland te couperen had kunnen zijn. Immers gaandeweg
wordt de verteller hondser, om op de laatste bladzijden verslag te doen van
gedragingen als deze:
Zo
hoog mogelijk op handen en voeten opgericht, trillend van aandrift, blafte ik
verwoed terug. Ik voelde zelfs de buitenste sluitspier van mijn achterste in de
ritmiek meedoen en mijn ruggengraat als het ware verlengd zwiepen. Toen draaide
ik mijn drol.
[…]
En wat ruikt het hier overal en daar overal en ook hier weer overal, hè?
Duizend geurreceptoren lijken er niet genoeg voor! Konijnenlatrines,
zwartwildpis, reekeutels, dassenpoep, een ranzige hoenderdop, een eksterlijkje,
rinse valpeertjes, een composterend hoopje bij elkaar gewarrelde blaadjes...
[…]
Maar de geur van rozen, zoals van over deze oude houten schutting hier, nee,
die doen me niets, dat soort zacht zoemende meligheid, daar heb ik volstrekt
niets mee. Wel weer met de geurmelange van de molmige schuttingplanken, waar ik
tegenaan moet pissen, ik weet ook niet waarom, dus daarom, voordat ik verder
ga, tralala tralalie, schuin een verwaarloosde kleine appelboomgaard in.
Wat er met een struinende hond
in zo’n wilde boomgaard kan gebeuren, zal een oplettende lezer dan nog wel
weten… Maar het gaat er dus om dat er een (heteroseksuele) reu aan het woord
is. Had de auteur er inconsistent een teef van moeten maken? Of een non-binaire
keffer? Een transjanker? Of had ik heel Eindeloos
eiland vooraf hebben moeten laten gaan door een disclaimer? In de trant van: In
deze tekst komt een ‘deadname’ voor. Dat betekent dat de verteller van biologische
soortnaam zal veranderen.
Maar ook weer van dit alles afgezien of er juist van
uitgaande dat Eindeloos eiland een
boek met een male gaze is: ik ken Sven
Vitse als een goede lezer die mijn werk redelijk kent en die daarmee ook weet
dat nogal wat van mijn publicaties op verschillende manieren op elkaar reageren
en met elkaar corresponderen. Hoe kon hij hier dan de context van ‘mijn’
prozaboeken die speciaal vanuit een female
gaze geschreven zijn, volstrekt buiten beschouwing laten?
Niet alleen vertaalde ik werk van vrouwelijke auteurs, onder
wie Anne Duden, die zich in haar teksten intensief bezighoudt met vrouwelijk
lijf en leven. Acht jaar voor Eindeloos
eiland verscheen van Loni Wolf de roman Oorlogskind,
en amper een jaar voor Eindeloos eiland
werd Nietsdankussen van Cinthia Winter
uitgegeven. Beide tot en met de auteursnaam expliciet vanuit een (beoogd) vrouwelijke
optiek verteld en gepresenteerd, waarbij de tweede schrijfster zich hier en daar ook nog als recensent deed gelden.
– Mogelijk wist de bespreker niet dat jij die twee
vrouwelijke auteurs had gecreëerd?
– Dan las hij dus niet de beschouwingen over Oorlogskind
en Nietsdankussen
door zijn vakgenoot en collega aan de Universiteit Utrecht?
– Maar dan nog: deugdelijke
daden zijn toch nog geen excuus voor of vrijwaring van misstappen?
– Daar heb je gelijk in.
– En je kunt de auteur er dus best van betichten dat hij dat
hondenmasker opzet om zelf honds te willen en kunnen zijn, dus om zijn bloed te
kunnen laten kruipen en sluipen waar het kennelijk niet meer mag gaan. Want
welke hond kan zelf nu zoiets allemaal overwegen?
– Nee, haha, natuurlijk kan een hond zoiets allemaal niet overwegen.
Die draaft maar door, waarbij het hem zelfs niet wil voorkomen dat hij het
derhalve gewoon daarbij moet laten.
Confiteor.