woensdag 18 december 2024

DE OVERBODIGHEID VAN EEN AVOND 2

 


Benno Barnard laat me weten grotendeels mee te kunnen gaan met mijn gepruts aan een Nijhoffgedicht. Alleen over het slot heeft hij een andere mening. Volgens hem zit de mist in het hoofd van de arrogante ‘hij’ die door de werkelijkheid van de ‘kleine luiden’ uit zijn wereldvreemdheid wordt gewekt. ‘Voor mij wringt alleen de vermenging van het visuele en het akoestische,’ merkt hij nog op.

         Hier nogmaals mijn ‘ontsonnette’ versie, maar nu met de regels 9, 10 en 12 van Benno:

 

Hij was vroeg naar bed gegaan

maar kon niet slapen. Het was volle maan.

Uit een café wat verder klonk dansmuziek.

 

Hij stond op, kleedde zich gauw weer aan,

snelde de drie trappen af en begaf zich

tussen de mensen op straat.

 

Hij kreeg een tafeltje bij de muziek.

De drukte rondom stoorde hem, maar

toen hij de gezichten zag begonnen

 

die een voor een iets te beduiden,

herinneringen, kinderliedjes, dromen,

en in de dichte mist alarm te luiden.

 

Ik ben niet dol op gedroom in de kunsten. Zo gauw gebeurtenissen in een roman of beelden in een speelfilm als ‘gedroomd’ blijken te moeten worden gezien, haak ik veelal af. Toch houd ik intussen, mede vanwege dat wringen van beeld en geluid, en de vervreemdende nadruk op ‘mist’ middels het stellige lidwoord, als probeersel de mogelijkheid open dat het om een toch nog gekomen slaap met droom gaat, waarbij ik de regels zoveel mogelijk uitkleed:

 

Lag al vroeg in bed maar

kon niet slapen. Volle maan.

Van ergens dansmuziek.

 

Eruit, kleren aan, trap af,

tussen de mensen in,

een tafeltje bij de muziek.

 

De drukte rondom stoorde me,

maar toen ik de gezichten zag

 

begonnen die iets te beduiden,

herinneringen, wensen, kinderlied.

Er luidde een alarmklok in de mist.

 

Lag al vroeg in bed, volle maan,

dansmuziek, kon niet slapen, dacht ik.

 

PS Nu pas lees ik (https://www.dbnl.org/tekst/nijh004verz05_01/nijh004verz05_01_0141.php) hoe Nijhoff zelf de persoon in dit gedicht ziet of bedoeld heeft: als 'de dichter die zich een café voor de geest roept waar hij de vorige avond geweest is.' Dat droomidee kan dus op de helling? Beschouw mijn laatste versie dan maar als een palimpsest.