Op zondagochtend 4 december 2016 verneem ik dat twee dagen eerder de Vlaamse schrijver Paul de Wispelaere op 88jarige leeftijd is
overleden. Onmiddellijk voel ik een weemoedig soort wroeging, want zijn naam
lijkt al zo lang uit mijn ‘systeem’, terwijl die ooit toch iets betekende. Wat
was het, hoe zat het ook alweer?
Was het
eigenlijk niet Paul de Wispelaere die mijn dichterschap ‘officieel’ ontdekte of
erkende? Ik zoek in mijn ordnermappen met correspondentie uit het carboon en
vind zijn allereerste brief aan mij.
Ik, kunstacademiestudent, was pas 24, hij dus 46. Ivo
Michiels was de volgende die me schreef, want mijn reeks ‘Vorsttocht’ werd
inderdaad geplaatst in het Nieuw Vlaams Tijdschrift, werd daarmee mijn debuut
in een erkend literair blad en dat vormde vervolgens ongetwijfeld mede een opstap
naar uitgeverij Meulenhoff, waar ‘Vorsttocht’ de openingsreeks werd van mijn
debuutbundel Cirkelgang.
Maar alsof
Nostalgia me nog niet genoeg bij de lurven heeft, leidt die me naar de boeken
van Paul de Wispelaere. En het eerste dat ze me laat pakken is de roman Mijn levende schaduw, uitgave van 1975. Bizarre omslagtekening.
Dan sla ik het boek dat ik decennia niet meer inkeek
open en kijkt mijn geliefde uit die tijd me in drievoud aan…
Wat kan meer bij Paul de Wispelaere passen?