[zie ook de voorgaande
afleveringen]
Op vrijdagavond 28 september na negen uur zaten we aan de
gul gedekte tafel op het voorbalkon van de woning van onze Griekse vrienden aan
de rand van het iets meer dan tweeduizend inwoners tellende Mitilini. Schuin
tegenover het kleine paleontologische museum met in de voortuin op een sokkel
het bronzen beeld van Aristarchos, de Samioot die het in de derde eeuw voor
Christus als eerste waagde om op beredeneerde gronden het heliocentrische in
plaats van het geocentrische beeld van de ruimte voor te stellen. Vergeefs.
Veel en veel te vroeg.
‘Er is een maankrater naar hem
vernoemd,’ zei ik wijsneuzig. De maan was zo goed als vol, maar die stond
ergens in de wolkenloze nachthemel achter het huis, terwijl wij in het nog
welhaast zomers zwoele donker naar het silhouet van het Ambelosgebergte
staarden.
Toen klonk er een langerekt hoog jankgehuil,
van niet eens zo ver weg. Een lunatieke erfhond, nam ik aan.
‘Tsakali,’ zei onze gastheer
terwijl hij zijn wijsvinger opstak, ‘jackal.’
Ik moest erom lachen.
Nee, serieus, insisteerde hij, ‘tsakali’.
En zijn dochter en zijn
schoonzoon vielen hem bij. Ze leven in de bergen, maar vaak wagen ze zich in de
bewoonde wereld, beweerde zij. En dat ze goudroodachtig waren. En hij merkte op
dat ze vooral werden gezien bij vuilniscontainers van hotels. Of ik het
stroompje kende dat van Mitilini oostwaards naar Mesokambos en de zee vloeide,
wilde hij weten. Dat kende ik; als het voorjaar was en de bedding dus nog niet
praktisch droog lag, kon je er, als je voorzichtig was, waterschildpadden op de
stenen zien zonnen.
En of ik ook wist hoe dat
stroompje heette?
Nee, dat wist ik niet.
‘Tsakalorema…,’ zei hij met een veelbetekenende intonatie…
‘Tsakalorema…,’ zei hij met een veelbetekenende intonatie…
Werd ik in de maling genomen?
‘Did you not see the tsakali in
the museum?’
Ik was er al jaren niet meer
geweest, kon me geen opgezette jakhals herinneren. Maar tegelijk was ik al
helemaal in de ban van de voorstelling dat er jakhalzen op Samos leefden, op ‘mijn’
eiland, waar we al meer dan dertig keer vanuit Nederland waren geland zonder
ooit van de mogelijkheid, hoe klein dan ook, van een ontmoeting tijdens een van
onze bergwandelingen te hebben geweten…
De drinkglazen werden opnieuw
gevuld met licht goudkleurige Samainawijn en de tsakali liet weer van zich
horen. Jamas!
Tσακαλι, Golden Jackal, Canis
aureus: twee exemplaren de volgende ochtend in een van de vitrines met opgezette
bedreigde dieren. ‘Samos is the only
Greek island that the Jackal Canis aureus still lives on it.’
Wat een Engels!
Wat een nachten!
Wat een eiland!
Wat een nachten!
Wat een eiland!
wordt vervolgd