maandag 8 oktober 2012

SAMIOTISCHE NOTITIES (21/9-5/10) 2


(aflevering 1: hier)

– Tot mijn nogal hypocriete leedwezen toch nóg een dier ontdekt in VSV van Leon de Winter, buiten mijn opzet gesneuveld tussen bladzijde 270 en 271:

VSV speelt in de (onlangs) verleden tijd. Daardoor weet de lezer voortdurend dat de beschreven aanslag op de Stopera niet heeft plaatstgevonden, dat er geen kaping op Schiphol heeft plaatsgevonden, dat er geen scholieren werden gegijzeld, dat Leon de Winter en Jessica Durlacher niet waren gescheiden, en dat Eva Jinek Bram Moskowitz (nog?) niet had laten zitten. Zo gezien biedt de roman een beeld van hoe het ook had kunnen zijn. Een mogelijkheid misschien voor een auteur om ons de schijnbaarheid en contingentie van het leven en het verloop van de geschiedenis voor te toveren. Ware het niet, was er niet…
          Theo van Gogh. Wat Leon de Winter met Van Gogh laat gebeuren is namelijk écht gebeurd, en onherroepelijk. Filmmaker, columnist en regisseur Theo van Gogh werd op de ochtend van dinsdag 2 november 2004 in de Amsterdamse Linnaeusstraat, enkele honderden meters bij mijn woning vandaan, door Mohammed Bouyeri vermoord. Nog geen uur ervoor had ik er op tram 9 staan wachten.
Met die moordaanslag begint De Winters roman: ‘Toen die kutmarokkaan door een kogel in zijn been was geraakt, had Theo zich ergens boven het Oosterpark bevonden, als een meeuw die bijna stil op de wind hing, zo’n meter of dertig boven de grond. De bomen waren kaal, het gras was vaal.’
(Ter ere van de omgekomen mug toch nog even dit gezift: het gras van de gazons in het vanouds drassige Oosterpark is in de herfstmaanden juist bijzonder intens groen; vaal is het op veel, merendeels rechthoekige plekken slechts in de dagen na een zomers festival.)
Vóór die tragische gebeurtenis heeft Theo van Gogh behoorlijk wat kwaad bloed gezet bij Leon de Winter. Ik weet er niet het fijne van, maar een van de beschuldigingen die De Winter voor de kiezen kreeg was die dat hij de jodenvervolging en holocaust uitventte. Dat is De Winter duidelijk achter de kiezen en vervolgens in het verkeerde keelgat geschoten. In zijn roman komt hij er meerdere keren op terug. Daarbij construeert hij een soort hiernamaals waar de vermoorde Van Gogh verblijft, aanvankelijk alleen als zijn van zijn romp afgesneden hoofd, in een soort voorgeborchte, hier ‘intake’ genoemd. Om weer compleet, totaal te worden moet Van Gogh iets goeds verrichten. Hetgeen De Winter hem ook laat doen: hij brengt als een beschermengel redding door als een lichtflits op het juiste moment de aandacht af te leiden, waardoor schoolpersoneel en leerlingen (onder wie de genetische zoon van de ex-crimineel Kohn met een nieuw, ‘goed’ hart) uit hun gijzeling kunnen worden bevrijd.
Voordat het zover is, laat De Winter zijn criticaster nog over het nodige fulmineren, schamperen en honen. Natuurlijk ook over Leon de Winter, die immers nu bezig is Theo van Gogh uit te venten, zoals hij zelf veronderstelt dat de volgende beschuldiging zou kunnen luiden. Een schrijverstrucje dat De Winter geenszins vrijspreekt, zoals je, wanneer je een hufter bent, je geenszins een mindere hufter wordt door toe te geven dat je het bent. Integendeel eerder.
Het kan erop lijken dat De Winter hier coulant is voor zijn voormalige opponent, dat hij zelfs een bepaalde sympathie, welhaast liefde voor hem is gaan koesteren: van uitgerekend Theo van Gogh een engel maken, dat lijkt nogal een verheffing.
Maar toch is uitventen precies wat De Winter met Van Gogh doet. Daarbij wil ik dat werkwoord eens anders lezen dan in de betekenis van er eigen gewin mee behalen. Leon de Winter haalt gaandeweg zijn roman meer en meer de vent uit Theo van Gogh, hij vent hem als het ware uit zoals een uitbeender uitbeent. Er blijft steeds minder vent van Van Gogh over.
Het slothoofdstukje van de roman heet ‘Theo’. Daarin fietst Theo almaar, als in een eeuwige loop, ’s ochtends door de stad, in een ‘verbeterde versie’ van die fatale ochtend: ‘de baardaap kon hem alleen maar nastaren zonder te bewegen en zonder hem pijn te doen. (…) Alles was van een overweldigende schoonheid – zo was het. (…) In de verbeterde versie vervolgde Theo zijn weg, telkens opnieuw, op een stevige omafiets. Hij fietste en fietste en elke keer vulde zijn hart zich met zoveel mededogen, met zoveel bewondering en aanbidding voor wat hij zag, de mensen in hun spontane goedheid, dat hij ervan overtuigd was dat hij daarmee niet alleen deze stad maar alle levenden kon verwarmen. Terwijl hij voor altijd bleef fietsen, was hij aangekomen. einde’.
De angel is er voor eens en altijd uit, de clichématige weg is het clichématige doel geworden: Theo van Gogh is een fietsende zijen en vooral een voor eens en altijd a-creatieve en onproductieve sok. En het ergste is: hij kan zich tegen dit beeld niet verdedigen. Bram Moskowitz zal de roman van de Winter met een zelfvoldane lach wegleggen en in plaatst ervan Eva Jinek op schoot nemen. Job Cohen zal monkelend opmerken dat hij na 12 maart 2010 helemaal geen burgemeester meer was, en misschien wil hij nog, een beetje stout, van de auteur weten of zijn door De Winter gefingeerde geheime geliefde nu wel of niet tot de slachtoffers had behoord van de door De Winter gefingeerde Stopera-aanslag (want de roman heeft in zijn sociale verknooptheid nogal wat losse eindjes). Leon de Winter zelf zal opmerken dat de Leon de Winter in SVS ook maar een gefingeerd personage is, allerminst een-op-een inwisselbaar met de auteur van het boek, kijk maar eens naar de opdracht voorin: ‘voor eeuwig voor Moos, Moon en Jes’, de drie met wie hij nog steeds een hecht gezinnetje vormt.
Alleen Theo van Gogh. Die kan niet meer voor zichzelf spreken. Of kan hij dat toch? Ja, dat kan hij wel degelijk, want net zo min als dat Jessica Durlacher in de afgelopen tijd is gaan scheiden van Leon de Winter, is Theo van Gogh eerst een engel geworden om te eindigen als een eeuwig verzaligde doelloze ochtendstadfietser van wie niemand nog opkijkt. Hij is gebleven wat hij was en naliet op die novemberochtend van 2004: etterbak en onruststoker. En laat hem dát zo lang mogelijk blijven, liefst eeuwig, eindeloos, met al zijn eigen ficties en fixaties. Hij is in die, zíjn hoedanigheid nog steeds te vinden en te bezoeken, niet in een hemel, een voorgeborchte of een intake, maar simpelweg bijvoorbeeld hier, op http://www.theovangogh.nl/:
En toen kwam het aardigste verhaal: ik, Theo van Gogh, zou de vrouw van Léon de Winter hebben ‘gestalkt’. Mevrouw Deurlacher zou door mij zijn gebeld, geschreven en in het portiek opgewacht. Met het klimmen der jaren neemt mijn alcoholmisbruik toe en daarmee mijn geheugen af, maar ik tastte oprecht in het duister; wanneer en waar? En voor mijn perfide geestesoog zag ik hoe mijn persoontje een rol speelde in De Winters emotionele betrekkingen met Mevrouw; de Eeuwige Anti-Semiet die zijn gade bedreigde en Léon in de rol van koene ridder die haar beschermde. Ik mag een zegen wezen voor velen. Zou De Winter daarom al die jaren de Eeeuwige Anti-Semiet van stal hebben gehaald?

wordt vervolgd