Onlangs werd duidelijk dat er nog een Vogel van Karel Appel bestaat. Die werd in maart op de Tefaf verkocht aan een rijke stinkerd in Beiroet. De olieverfschilderijen lijken als twee druppels water op elkaar.
‘Windig vermoedt dat Appel zelf een kopie heeft gemaakt omdat hij het originele schilderij niet wilde afstaan.’ En Kees van Twist, directeur van het Groninger Museum, vindt dat een heel geloofwaardig verhaal. Nogal wiedes, want het opduiken van de tweede Vogel (een gesigneerde) zorgde voor twijfels omtrent de ‘echtheid’ van de (ongesigneerde) Groningse Vogel. Dat de inmiddels naar Libanon gevlogen Vogel een echte Appel is, wordt kennelijk voetstoots aangenomen. De museumdirecteur wil verfmonsters van de twee schilderijen met elkaar laten vergelijken, want ‘de onderste steen moet boven’.
Wat zou het inderdaad heerlijk zijn wanneer zou blijken dat beide werken met soortgelijke verf en in dezelfde tijd zijn gemaakt, dus dat Karel Appel inderdaad een kopie van zijn eigen werk heeft gemaakt… De man van welhaast gevleugelde uitspraken als ‘Ik rotzooi maar wat an,’ ‘Ik schilder als een barbaar in deze barbaarse tijd’ en ‘Een leven zonder inspiratie is voor mij het allerlaagste, het meest platvloerse wat er is.’ Hoeveel ‘inspiratie’ zou een mens nodig hebben om een ‘geïnspireerd geschilderd schilderij’ zo exact mogelijk te kopiëren? Vast staat dat je een expressionistisch of expressief geschilderd werk niet exact kunt kopiëren door net zo expressief te schilderen, integendeel… Je kunt dezelfde schildergebaren nooit meer hetzelfde maken en zult als een Biedermann moeten werken, d.w.z. moeten opmeten, afwegen, mengen, penselen om althans het effect ervan na te bootsen. Wat heerlijk om hierover verder te peinzen en de mythe van de expressie te beschouwen (en te aanschouwen) in het domein van de knutselkamer…
Maar zelfs wanneer uiteindelijk mocht blijken dat een van de twee Vogels niet door Appel zelf is geschilderd, loopt dit verhaal toch nog fraai af, namelijk hoe dan ook met een debunking van de artistieke pretenties van een schilder van wie men, volgens kunsthistorica en Cobrakenner Willemijn Stokvis kan zeggen ‘dat hij de scheppingsdrift in zich wakker probeerde te schudden waarmee het universum zou zijn gemaakt.’