woensdag 13 december 2023

TABOEBLOOT

 


Enkele dagen geleden werd een docente op een school in een gemeente ten westen van Parijs bedreigd door leerlingen en ouders, omdat ze in haar les het meer dan vierhonderd jaar oude schilderij ‘Diana en Actaeon’ van Giuseppe Cesari had laten zien. Leerlingen hadden hun ogen afgewend, voelden zich beledigd en geschokt. Door het bloot op dat schilderij uiteraard.

         Zelf heb ik parttime lesgegeven in de vakken Kunst en Klassieke Culturele Vorming op een middelbare school in Amsterdam. Dat is me over het algemeen vrij goed afgegaan, als ik het zelf mag zeggen. Maar ik vraag me af hoe wat ik deed, liet doen en toonde nu, met een onmiskenbaar veranderde leerlingenpopulatie, zou verlopen. Ik bedoel, het aantal leerlingen met een islamitische ‘achtergrond’ was in mijn tijd op die school nog vrij gering.

         Enkele voorvallen van toen, inmiddels zo’n twintig jaar geleden, zijn me wel bijgebleven.

         Zo moet ik denken aan een voorval tijdens een van mijn lessen aan een gymnasiumgroep in een voorexamenjaar. Ik projecteerde de afbeelding van ‘Herder en nimf’, een schilderij dat Titiaan op zijn 88ste maakte. De nimf is naakt en ligt met haar achterste naar de beschouwer. Terwijl ik er het een en ander over stond te vertellen zag ik dat een van mijn leerlingen voorover gebogen zat, met haar hoofd naar beneden, haar zwarte haren over haar onderarmen. Ik schrok, vroeg of ze zich niet goed voelde. Ze reageerde niet. Ik vroeg het nogmaals en richtte me daarbij ook half tot de klasgenote naast haar. Die gaf toen het antwoord: ‘Ze mag daar niet naar kijken vanwege haar geloof.’ Ik klikte door naar de volgende afbeelding, een schijnbaar ‘onschuldig’ mythisch tafereel, en vroeg aan de leerlinge in kwestie: ‘Mag je daar niet naar kijken, Amira?’ Ze schudde met haar hoofd zonder op te kijken. ‘Maar je kijkt er nog steeds naar…’ Ze schudde opnieuw met haar hoofd. ‘Jawel, wij zien al lang iets anders, maar jij ziet nog steeds die blote kont…’ Toen keek ze op. Ik had twee kansen: of een vernietigende blik of een zich stralend openende glimlach. Het werd gelukkig dat laatste, en ik mocht zelfs de geile hoogbejaarde Titiaan weer terughalen om mijn verhaal erover af te maken.

 

Achoucha was een van mijn betere leerlingen in 6 vwo. Haar haren waren hoogstwaarschijnlijk zwart, maar of ze kort, krullend of sluik waren wist ik niet. Ze was oplettend in de les, ze maakte haar toetsen kunstbeschouwing en -geschiedenis prima voorbereid en met veel inzicht. Ze vervaardigde met kennelijk plezier mooie werkstukken en ze was trots wanneer ik die inlijstte om ze in de gang te exposeren of ze fotografeerde om ze op de schoolsite te tonen. Toen ik Achoucha vroeg of ze haar werk ook thuis in haar kamer of wie weet in de woonkamer hing, antwoordde ze dat ze dat aan haar vader mocht laten zien voordat het in een lade moest worden opgeborgen. Of ze dat niet vervelend of jammer vond? Nee, dat hoorde zo.

 

De hoofddoekloze, in Kalverstraatwinkeltrend geklede Fouzia stak haar mening niet gauw onder stoelen of banken. Felle mimiek wanneer ze het ergens niet mee eens was. Daar stond dan weer een innemende glimlach tegenover. Ze had een reproductie van Vermeers Gezicht op Delft als uitgangspunt genomen voor haar verbeelding van een toekomstige stad. De zonbeschenen toren van de Nieuwe Kerk deed me opeens denken aan de Giraldatoren in Sevilla. Tussen de rode pannendaken verschenen koepels en minaretten. ‘Als het zover is, mag je dat niet meer schilderen,’ merkte ik op. ‘Dat is dan ook niet meer nodig,’ antwoordde Fouzia gedecideerd.

         Haar naam werd overigens door iedereen op school steevast uitgesproken met de klemtoon op de eerste lettergreep, met de ‘ou’ als een au-klank: Fauzia. Toen ik ontdekte dat die klemtoon eigenlijk op de i moest liggen en de ou-klank als een ‘oe’ diende te worden uitgesproken en ik haar dus met Foezía aansprak, luidde haar prompte reactie dat uitsluitend familie en vrienden haar zo mochten noemen. En haar blik liet er geen misverstand over bestaan. Ik wist dus ogenblikkelijk waar en wat mijn plaats was. Enkele jaren later stapte een strak gesluierde jonge vrouw in een abaya op me af met de vraag of ik nog wist wie ze was. Mijn antwoord aarzelde geen moment: ‘Foezía!’ En ze schonk me haar nog steeds innemende glimlach.