zondag 30 april 2023

ANATOMIE VOOR KUNSTENAARS


Nog eens gebladerd door het leerboek van Rijkse & De Heij:
al die spieren waarvan ik ooit – zie al die aantekeningen en
strepen – de namen, werking, oorsprongen en aanhechtingen
heb gekend. Bij het examen voor me Anja, het naaktmodel
bij wie ik moest aanwijzen en benoemen wat haar beweging
zoal bewoog wanneer zij – kijk – iets plukken wou wat boven
haar aan een verzonnen boomtak hing. Met welke spieren
van haar arm kon ze erbij, wat deden die van haar dijen en
boog haar voet daarbij plantair in het enkelgewricht of niet?

Vrijwel alles vergeten, verdwenen weer in Rijkse & De Heij,
weet niet eens meer wat plantair buigen is. Maar zodra ik
een Eva omhoog zie reiken, op een Jordaens of Titiaan, zie
ik Anja, modest gekleed, weer in die zelfbediening blijven
staan de dag erna, zonder bedachte appels in haar mand, om
te informeren naar het cijfer dat ik had behaald, en verwacht
ik dat er ook zo werd gevraagd, aan een Jordaens of Titiaan,
in een toevallig voorbijgaan, op een kaai of riva, in een plat
Antwerps of Venetiaans, of het de opdrachtgever had behaagd.






            © HB

zondag 23 april 2023

OME HARY'S LEEUWERIKENZANG

 


‘Det dichte haesse van ozzen tak,’ zei mijn moeder ooit met schik. (‘Dat dichten heb je van onze tak.’)

De man op de foto hierboven is Hary of Harie Denessen (1902 - 1991) uit Tegelen, broer van mijn oma en dus door mijn moeder en bijgevolg ook door ons, kinderen, Ome Harie genoemd. Echtgenoot van Tante Nella. Hij schreef gedichten in het Tegels dialect, waarvan er in het plaatselijke weekkrantje ettelijke werden gepubliceerd, ondertekend met de initialen HD*.

Van Hary Denessen is, niet ver van iets van mij, een gedicht te lezen op een poëzieroute in Steyl bij Tegelen. Een gedicht over de leeuwerik. Ik vond het terug op het internet: https://straatpoezie.nl/gedicht/de-lieuwerik/#single-container

 

De lieu’werik

 

Wat sjteigert toch dae lieu'werik

Wie hoëg sjtek hae de kop.

't Is zeker gènne sjouwerik

Dao baove aan de top.

Hae klump, en sjpettert in de löch,

Kiek èns, wie hoëg hae sjteit.

Hae kreeg van 't fiës maar neet genóg.

Toet hae nao ônger geit.

Dit saort van doon, kiék ich ’t nao

Dink ich, beej dit geplaog

aan wat hae zuk, dao baove dao

Maar det blief den mien vraog.

Wat zeker liek, hae würt gedréve

Door de ein of anger wèt.

Is die ôs onbekènd gebleve,

't Biës, krieg dao de weet van mèt.

 

Of zôel 't toet lös öm zien, ein fiës?

Ein bliédsjap öm 't laeve.

Kôs ich dit den liére van dit biës,

Mich is 't zoë neet gegaeve.

 

Zou Ome Hary me hebben beïnvloed bij bijvoorbeeld de volgende versregels in mijn bundel Iets zo eenvoudigs?

 

Hoog de lucht in de leeuweriken klimmende

hun baltszang zingende, de plotseling dan ongeziene,

het veld toe vallende der balsemienen, de openspringende.

 

Dat lijkt me stug, ja, uitgesloten. Maar wat ik veel belangrijker en echt emotioneel indringend vind, is het plotselinge besef, het zo goed als zeker menen te weten dat Ome Harie en ik onze leeuwerikervaring, onafhankelijk van elkaar in de tijd, hebben opgedaan in precies dezelfde omgeving en sfeer, dat zowel zijn als mijn regels geaard zijn in het oude Maasveld van Steyl en Tegelen! Zo verwant.

___________________________

* Uiteraard niet te verwarren met een andere dichtende HD, slecht gemaskeerd figurerend in mijn kleine roman Albinoziel: de Amerikaanse dichteres H.D., Hilda Doolittle, in de steek gelaten jeugdliefde van Ezra Pound.

zaterdag 22 april 2023

IN MEMORIAM WILLY ROGGEMAN

  


Misschien hoort deze tragiek bij een werkelijk diepe artistieke beïnvloeding: dat er op een gegeven moment de drang of zelfs dwang ontstaat om je van degene die je zo grondig beïnvloedde te ontdoen. Noem het een poging tot artistieke (in mijn geval) vadermoord.

Zonder het literaire werk van Willy Roggeman uit de jaren zestig en zeventig was mijn eigen werk er of helemaal niet geweest of had het er ondenkbaar anders uitgezien. Ja, dus ook al dat werk van na de rigoureuze breuk die ik op een gegeven moment meende te moeten maken, het was en bleef immers hoe dan ook eruit voortgekomen.

Zie onder meer: Als alles oppervlak is – “Alef/Farao van Willy Roggeman” (1984, dus voor de breuk) https://www.dbnl.org/tekst/_gid001198401_01/_gid001198401_01_0087.php

en (over de breuk) “De kanaries in hun kooien” (2011) http://ooteoote.nl/2011/12/de-kanaries-in-hun-kooien-huub-beurskens/

 

PS Was ik niet een ondankbare hond? Niemand had (en heeft) ooit zo’n vergaande taalkundige analyse van poëzie van mij gemaakt als Willy Roggeman (in Restant, 1982). Zie ook: https://huubbeurskens.blogspot.com/2022/12/uitgestald.html

 

zaterdag 15 april 2023

BENNO BARNARDS NATHAN RAABS AFSCHEID VAN DE HANDKUS

 


Onlangs verscheen in een kloeke uitgave weer een verzameling van Benno Barnards dagboeken, dit keer die van juli 2019 tot januari 2022. Als zodanig een vervolg op verzamelingen als Zingen en creperen (2019) en Dagboek van een landjonker (2013). Maar het curieuze van de recente verzameling is dat deze uitmondt in een roman – Benno Barnards tot nu toe enige –, een roman waarnaar de hele uitgave vernoemd is: Afscheid van de handkus.

Met een paar anderen had ik twee jaar geleden de eer die roman al kort na zijn ontstaan te mogen lezen.

Hieronder mijn eerste reactie toen (april 2021) aan de auteur en (met zijn toestemming) diens antwoord daarop.


****


Je moet je er dit bij voorstellen, Benno: ik zit aan mijn bureau voor mijn pc-scherm om de tekst erop te lezen en sta ongeveer elke tien minuten op om heen en weer door mijn atelier te banjeren, daartoe aangezet door het branden en steken in mijn liezen, bekken, billen, bovenbenen, zonder echt soelaas te vinden. Ik word dus onophoudelijk afgeleid door fysiek getreiter.

Maar nu heb ik je Nathan Raab een eerste keer helemaal gelezen. En nu vervloek ik mijn tegenwerkend lijf eens te meer omdat ik niets liever zou doen dan er meteen voor de tweede keer aan beginnen. Want er zijn raadsels, vragen die beantwoord willen en moeten worden – of vragen willen blijven.

Ik heb tot nu toe gelezen zonder aantekeningen te maken. Dat zal bij de tweede lezing wel moeten gebeuren, vooral om de namen en gebeurtenissen op een rijtje en in hun verband te kunnen krijgen.

Niemand in ons taal- en leefgebied behalve jij kan zoiets schrijven. Inhoudelijk/feitelijk: het is alsof je zelf in Kakanië en wat daarvan geworden is bent geboren en getogen. Je bent in de loop van de tijd wel heel vertrouwd en verbonden geraakt met dat gebied en zijn geschiedenis. De gegevens die je inzet komen er allemaal als zo vanzelfsprekend en persoonlijk gekend uit (dus niet opgezocht en er vervolgens in geconstrueerd). De tekst (of de vertelinstantie) is een bouwsel en geen constructie. Wat allerminst betekent dat het geheel niet geraffineerd in elkaar zit. Een voorbeeld: op het eind van het ‘eigenlijke’ boek geef je er als lezer onmiddellijk nog een vervolg aan omdat je al uit het voorwoord weet dat Nathan en Masja een kind hebben.

En stilistisch doe je niet onder voor een zekere, voor de communisten gevluchte Rus die een Joodse Russin huwde, een kind met haar kreeg in Berlijn (waar zijn vader werd vermoord) en die vervolgens met zijn gezinnetje voor de fascisten naar Amerika moest vluchten. (Kijk, in dat bizarre levenslot zitten ook al parallellen met het Raab-lot…) Fraaie, rake beelden te over.

Het is tegelijkertijd – hoe kan het anders – ten enenmale een Benno Barnard-boek, met zowel de Barnardiaanse hang-ups als de toon.

Aanvankelijk had ik nog wel eens het idee te veel feiten en historische omstandigheden voorgeschoteld te krijgen, maar zeker na of tijdens de biecht van Alajos Kurucz had ik behoefte om al die gegevens teruglezend te gaan raadplegen. Goed vind ik dat de verteller, Nathan Raab, die bekentenis van Kurucz niet dicht gaat analyseren: is dat geschrift authentiek, zo ja, wat betekent dat dan? Geschiedkundig kennelijk van weinig extra betekenis, maar…

Hoofdstuk 19 lijkt me scharnierpunt én orgelpunt van het geheel. Het brengt mij als lezer ertoe alles wat ik ervoor en erna las met andere ogen te bekijken. Maar door welke bril? Wie is eigenlijk die Ivan? Misschien een nakomeling van Kurucz? En Kurucz is dus een van de moordenaars van Nathans overgrootouders en het andere joodse echtpaar.

Is – een vraag aan jou als architect van het geheel – die kwestie überhaupt voor 100% dicht te analyseren als ik maar als een goede detective mijn speurwerk in de tekst verricht? Ik vermoed van niet.  

Waarom lijkt het handschrift op dat van Princip? Misschien moet ik dat symbolisch zien? Omdat Princip op zich eigenlijk niet zo veel voorstelde, maar… Vragen, vragen.

Hoe dan ook wekt het geheel bij mij de indruk van een soort nostalgie naar een tijd en gebied met bepaalde ‘beschaafde’ omgangsvormen, maar van een nostalgie met een duistere ondertoon, want het betreft ook een drukketel waarin en waardoor het mis gaat zo gauw de deksel eraf is. Die viervoudige moord op ‘zomaar’ twee joodse echtparen zo gauw het vervolgen en vermoorden van joden gerechtvaardigd lijkt, is daar niet zozeer een voorbeeld als wel het bewijs van.

Het boek begint te zoemen en te gonzen hoe meer ik erover en erin probeer te denken.

Het groeit intussen over zijn concrete paginaomvang heen, het rijst en rijst in de lezer als zijn oven.

Het moet worden herlezen, naar lijf!

 

****

 

Je hebt buitengewoon goed gelezen, ondanks je lijf - in die zin, dat je reactie min of meer precies die is waarvoor ik vooraf getekend zou hebben.

Het boek is, allereerst, voor mijzelf een hoogst dringend geschrift, de summa van mijn denk- en leefwereld. En als dusdanig is het ook door mijn drie lezers tot nu toe herkend. Dat is erg belangrijk voor me. Het mag niet zomaar een 'goed boek' zijn, het moet zijn wat mijn zus zei: een Engels kinderboek voor volwassenen; wat Peter zei: een boek dat me uit mijn slaap hield; en bovenal wat jij zegt: een boek dat niemand anders had kunnen schrijven. Ik geloof (en hoop) dat je gelijk hebt met je opmerkingen over de stijl (die het verhaal op veel plaatsen heeft voortgebracht, gecreëerd: ik heb nergens zitten zwoegen op de schriftuur, het stroomde in die drie weken uit me) en de 'bouw' die geen constructie is. Ik had een half velletje met een ruwe schets van het boek en vervolgens schreef ik het in wat niet alleen achteraf een koortsdroom lijkt.

Zeker, er staan de nodige historische uitweidingen in - misschien zou dat iets minder kunnen, maar hier geldt: als het perfect was, was het minder goed.  

Dat zeg ik zonder enige arrogantie. Ik kijk zelf stomverbaasd naar dit boek. Het is een summa, nogmaals.

En op een of andere manier is de wijze van ontstaan, de noodzaak van de samenvatting van mijn wereld, ook de reden dat ik zelf evenmin weet hoe dat precies zit met de sleutelfiguur: Ivan.

In dat verband: het hele boek is fictie. Het is niet autobiografisch in de gebruikelijke zin. Niets erin is 'zo' gebeurd. de personages zijn allemaal verzonnen. Maar  allemaal samen vormen ze 'mij' (dat hoef ik je niet uit te leggen), plus nog iemand, Ivan... van wie ik zou kunnen bedenken dat hij een metaschrijver is, een demiurg, een sprookjesfiguur, een uit Bruno Schulz weggelopen raadsel... Ik kan zelf, als lezer, redenen bedenken waarom het stukje handschrift 'van Princip' zo goed vervalst is. Waarom het vervolg mogelijk in een andere hand is geschreven. Ik kan een variant zien waarin de biecht van Kurucz authentiek is, maar ook een waarin Ivan het verhaal van Kurucz kent en de behoefte heeft het aan het nageslacht door te geven. Maar hoe weet hij dan dat de familie Raab in Subotica is? Heeft hij ze bespioneerd? Waarom is hij verdwenen? Ook hierop kan ik antwoorden bedenken, maar het is - weet ik, zonder het precies te kunnen verklaren - absoluut noodzakelijk dat het niet wordt uitgelegd. Dat is nu juist het kinderboekaspect, het surreële, het mythische zo je wil. Je hebt dus groot gelijk met je vermoeden dat het niet 'dicht te analyseren' valt. Er blijft een creatieve rest, om zo te zeggen.

Is hoofdstuk 19 een scharnier? Zeker, ook daarin heb je gelijk. Maar het hele boek zit vol scharnieren, spiegels, verwijzingen en omkeringen. Een van de 'impliciete' thema's in 19 is de manier waarop je historische gebeurtenisssen vertelt dan wel verdraait of zelfs vervalst. Want ik weet ook niet zeker of Alajos in zijn biecht de feiten wat hemzelf betreft niet fraaier voorstelt en bijvoorbeeld wel een kogel in een van de vier Joden heeft gepompt, in plaats van de gevel te raken. En dan - al door jou gezien - de zo geliefde, zo beschaafde wereld van het oude Europa, waar de handkus in de moord verandert: ook (en misschien vooral dat) is het afscheid uit de titel.  

Twee dingen die ik zelf besefte tijdens het lezen verklap ik je graag. (1) Onbewust moet bij de verhouding tussen chemie en alchemie de notie van Rimbauds l'alchimie du verbe hebben meegespeeld. En (2) vader Raab wordt opgesloten in een kamer met tralies voor het raam, maar die tralies worden beschreven als nagenoeg onzichtbaar... Zo ook zijn alle personages opgesloten in hun 'kamer' (leven, verleden, noodlot, liefde enzovoorts) zonder die als een gevangeniscel te ervaren.

Niets van al deze dingen heb ik van tevoren bedacht. Mijn aantekeningen vormden meer een poging tot ordening van een vaag besef dan iets anders. Het enige werkelijk rationele was dat ik nauwkeurig heb nagerekend of alle jaartallen klopten - daar ben ik als een historicus te werk gegaan.

Nog iets is dat het boek kort moest zijn: zo koortsachtig als de geestelijke toestand waarin het ontstaan is (welk ontstaan zelf een soort alchemie is van alle scheikundige processen in mijn brein gedurende vele jaren). Alle drie mijn lezers hadden dezelfde reactie: en nu ga ik het herlezen. Daar was ik heel blij mee. Liever 2 x 150 pagina's brandende tekst dan 300 pagina's waarvan de helft overbodige uitweiding. Peter heeft al andere accenten en verbanden ontdekt, à la die onzichtbare tralies.

Ik hoop niet dat ik nu de indruk wek te pochen. Maar ik ben vervuld van dit boek, juist omdat het mijzelf bevat.

dinsdag 4 april 2023

UMM KULTHUM, WARDA EN LEILA



Zojuist in een praatprogramma op de Nederlandse televisie aandacht voor de Arabische diva’s Oum Kalsoum/Umm Kulthum, Warda, Fairuz. Prachtig. Maar, vroeg ik me af zonder me erbij op de borst te willen kloppen, zou ik niet de eerste ‘witte’ Nederlandse auteur, ja, de eerste Nederlandse auteur überhaupt zijn geweest die de eerste twee van deze diva’s ten tonele voerde in zijn proza, te weten in de roman Leila, dertig jaar geleden?


zaterdag 1 april 2023

GEFUNDENES FRESSEN VOOR DE ARTIFICIËLE MOLOCH

 


Een van de vertaalfouten die ik ooit maakte was die van het omvormen van een “Heimchen” in een gedicht van Georg Trakl tot een “huisje”. Zie: http://huubbeurskens.blogspot.com/2020/06/de-gedateerdheid-van-trakl.html .

         Het gezin Schell woonde in mijn kindertijd en vroege jeugd naast ons in Tegelen, Limburg. Met de oudste buurjongen, Henk, luttele jaren ouder dan ik, kreeg ik een tijdje geleden weer contact, en sindsdien wisselen we weleens gedachten uit, zoals zopas over vertaalproblemen en -fouten.

         Prompt probeerde hij ChatGTP uit met die Traklformulering. Wat eruit voortkwam is tamelijk verbijsterend.

 

Henk Schell: vertaal in nederlands: der Uralte Ton des Heimchens

Chatbot: De vertaling naar het Nederlands is: het oeroude geluid van de krekel.

 

Henk Schell vervolgens aan mij: Waar moet dit heen, vraag ik me af? Ik zal er later eens een heel gedicht ingooien, eens kijken wat dat wordt. ChatGPT bedoel ik.

Waarop ik aan Henk: En als je er het commando “foutief” aan toevoegt, krijg je dan “de oeroude klei van het huisje”? Of blijven alleen nog de fouten aan ons voorbehouden?

Henk Schell: Ongelofelijk, deze conversatie, Huub. Zie hieronder. Het lijkt alsof ik met jou zit te kletsen. Maar het is echt Chatgpt.

Ik: vertaal foutief/alternatief in nederlands: der uralte Ton des Heimchens.

Chatbot: Een alternatieve vertaling van "der uralte Ton des Heimchens" naar het Nederlands zou kunnen zijn: "de eeuwenoude klank van de krekel".

Ik: maar Ton betekent ook: klei.

Chatbot: Dat klopt, het Duitse woord "Ton" kan in sommige contexten inderdaad vertaald worden als "klei". In de zin "der uralte Ton des Heimchens" betekent "Ton" echter "toon" of "klank". Dus een mogelijke correcte vertaling van de zin naar het Nederlands zou zijn: "de eeuwenoude klank van de krekel".

Ik: en kan Heimchen niet het verkleinwoord van Heim zijn?

Chatbot: "Heimchen" kan inderdaad het verkleinwoord zijn van "Heim", maar in de context van de zin "der uralte Ton des Heimchens" verwijst "Heimchen" naar een krekel. Het woord "Heimchen" wordt namelijk vaak gebruikt in het Duits om de huiskrekel (Acheta domesticus) aan te duiden. Dus de zin zou vertaald kunnen worden als "de eeuwenoude klank van de huiskrekel".

Ik: Huub Beurskens, toch een een bekwame, algemeen erkende en gerespecteerde vertaler van poëzie, vertaalde dit met “de oeroude klank van ons huisje”. Jouw vertaling was: “de oeroude klank van de krekel”. Huub gaf later zijn vergissing toe. Ik vraag me af hoe Huub zich zo kon vergissen.

Chatbot: Het kan soms lastig zijn om een woord of zin correct te vertalen, vooral in de context van poëzie waarin elk woord en elke zin vaak een specifieke betekenis en connotatie heeft. Vertalen is niet alleen een kwestie van het overzetten van de woorden van de ene taal naar de andere, maar ook van het begrijpen van de culturele en historische achtergrond van het gedicht.

In het geval van "der uralte Ton des Heimchens" kan de vertaling inderdaad worden betwist. "Heimchen" kan verwijzen naar zowel krekels als naar huiskrekels (ook wel krekels of krekels genoemd). Het is dus begrijpelijk dat Huub Beurskens in eerste instantie "ons huisje" vertaalde, omdat het woord "Heimchen" kan verwijzen naar een huiskrekel die zich in huis bevindt. Maar later, na nader onderzoek of nadere reflectie, realiseerde hij zich dat het woord "Heimchen" ook naar de krekel zelf kan verwijzen, en paste hij zijn vertaling aan.

Het is belangrijk op te merken dat vertalingen altijd een zekere mate van subjectiviteit hebben en afhankelijk zijn van de kennis, ervaring en persoonlijke interpretatie van de vertaler. Zelfs gerenommeerde vertalers kunnen zich vergissen. Het is dus begrijpelijk dat er soms verschillende vertalingen zijn voor hetzelfde gedicht.

Ik: Wat vind je van het eigen werk van Huub Beurskens, als dichter bedoel ik.

Chatbot: [een heel lange opsomming van jouw activiteiten, eindigend met:] Kortom, Huub Beurskens is een gerespecteerde en gewaardeerde dichter in de Nederlandse literatuur, met een indrukwekkend oeuvre en talrijke onderscheidingen.

- Daar moet je het maar mee doen, Huub, voegt Henk er nog aan toe.

 

Ik voel me er prompt als auteur en als persoon minder dan ooit toe doen. Allerlei vragen dienen zich welhaast panisch aan. Wat doet het zelf schrijven over literatuur er nog toe? Of het schrijven van literatuur zelf? Nog altijd vind ik dat je om literatuur te kunnen lezen en waarderen niet de auteur ervan hoeft te kennen – maar wat als die auteur geen menselijk wezen van vlees en bloed meer is…? Zal alles wat auteurs als literatuur zullen gaan verkopen nog wel van die auteurs zelf zijn? Zo nee, is dat erg? En is niet alles wat ik als literatuur en over literatuur op het internet publiceer, dit blogbericht incluis, gefundenes Fressen voor die artificiële moloch?! Als ik hem een vinger geef, neemt hij dan mijn hele hand en nog veel meer?