Tussendoor, dat wil zeggen, in de namiddag op het terras in
de schaduw van de olijfbomen (die dit jaar zoals de meeste olijfbomen op Samos,
vreemd genoeg weinig of geen vruchten dragen) en na terugkeer van het avondeten
in Pythagorio, ook nog tijd voor het lezen van nieuw proza.
De tweede
roman van een jonge Nederlandse schrijver laat ik echter op ongeveer de helft
voor wat hij is. Ik geloof niet dat er nog iets van de grond komt wat me kan
boeien. Ik kocht het boek omdat de schrijver me een erudiet en intelligent
iemand leek. En op grond van wat er zoal werd opgemerkt over zijn eerste roman
(die ik niet las) en zijn tweede: een talent en grote belofte, deze auteur. Eruditie
en intelligentie blijken zonder meer uit deze roman, ook talent, maar dan zou
er nog iets anders – noem eens iets – bij moeten komen… Ik las zo’n 120
bladzijden lang echter niet veel meer dan tekens, in plaats van vertellende
woorden, tekens van eruditie, intelligentie en van talent.
Hoewel slechts
twaalf jaar ouder heeft Arnon Grunberg met zijn niet aflatende productie zijn
werklustige talent al lang en breed bewezen en waargemaakt. En welke schrijver
is op zijn tweeënveertigste al zo met grote oplagen en prijzen en dus nogmaals oplagen
en prijzen bedeeld als hij? Ik las lang niet alles van hem, maar nu eens was ik
enthousiast over een roman van hem, zoals over De asielzoeker, dan weer, zoals bij Tirza, hield ik het onderweg voor gezien.
De man zonder ziekte (221 pagina’s,
tiende druk) heb ik in twee maal ik denk anderhalf uur uitgelezen. Want die
roman leest gewoon lekker door. Let wel, ik schrijf dat de roman leest, niet ik… Het boek gleed als het ware door me heen.
In stilistisch
opzicht voelde ik me al spoedig (geheel anders dan bij de lectuur van de roman
die ik ervoor dichtsloeg en weglegde) behandeld als een sukkel die bij de
eerste de beste bijzin de kluts kwijt raakt. Het hele boek is een
aaneenschakeling van korte, hapklare zinnetjes, een doorgaande vloed van
informatietjes. Alles in dit boek is zo… doelgericht. En leesteken Punt is er
derhalve koning en mag nooit lang buiten beeld blijven. Hier wordt uitsluitend verteld van punt naar punt. Een willekeurig
voorbeeld:
‘Samen met
Nina heeft hij een nieuwe koffer gekocht PUNT Voor drie dagen in Dubai was een
reistas voldoende geweest PUNT Nu gaat hij langer, hij heeft een koffer nodig
PUNT Dit keer viel hij voor een blauwe rolkoffer van Samsonite PUNT Nina heeft
geen haarlint om het handvat gebonden PUNT
Ze zitten in
de taxi naar het vliegveld van Zürich PUNT Hij kan zich nu wat extra’s
permitteren PUNT Het is het einde van de ochtend PUNT Nina heeft een gele bloem
in haar haar gestoken PUNT Ook Dave komt nog naar het vliegveld om zijn
compagnon uit te zwaaien PUNT’
Is dit proza voor zwakhoofdigen of zou dit scenaristisch aanwijzend oplepelen vooruit willen lopen op een eventuele verfilming? Ik snakte in elk geval naar eindelijk eens iets met een wat langere rek, en na bovenstaande passage dient zich ook zoiets aan:
‘In Sams handbagage – hij heeft zichzelf een salarisverhoging gegeven en daarvan heeft hij een elegante leren tas gekocht – zitten zijn laptop en een print van het ontwerp voor de bibliotheek inclusief de uitbreiding, waaraan hij samen met Dave dag en nacht heeft gewerkt [en dan pas] PUNT’
Dat laat koning PUNT uiteraard zo gauw niet meer gebeuren, zodat het weer als volgt verdergaat:
‘Hij is er nog steeds tevreden over PUNT Sam zou beweren dat het een origineel ontwerp is, zelfs het ondergrondse gedeelte PUNT Er zitten ironische grapjes in PUNT Een knipoog naar het werk van Frank Gehry waar Sam erg trots op is PUNT
Vanochtend
kreeg hij nog een mail van Fehmers secretaresse PUNT Namens Fehmer berichtte ze
hem: “Laat je niet gek maken door de opdrachtgevers PUNT Opdrachtgevers zijn
van nature conservatief PUNT De avant-garde is dood, alleen in de architectuur
leeft hij voort PUNT”
De e-mail
heeft hem blij gemaakt PUNT Hij zag er een blijk van erkenning in, misschien
meer dan erkenning PUNT’
Die Sam is trouwens zelf een vreselijke onnozelaar. Hij komt
vanwege een bouwopdracht die ieder zinnig mens flink achter de oren zou hebben
doen krabben, in Irak terecht om er spoedig in handen te vallen van een
stelletje extremisten die hem vreselijk folteren, onder meer door, terwijl hij
naakt en volkomen weerloos is, in groepsverband over hem heen te plassen. Door
een dea ex machina wordt hij bevrijd, maar uiteraard niet zonder te zijn
getraumatiseerd. Thuis vraagt hij zijn geliefde dan ook – o, traumacliché!
– om in de badkamer over hem heen te plassen.
Maar niet lang
daarna vertrekt de sukkel voor een al even maffe opdracht (een bibliotheek voor
alle boeken ter wereld, maar wel een met een enorme bunker eronder) naar Dubai.
Nadat hij daar op een kaartavondje wat alcohol heeft gedronken, krijgt hij een op zich weinig voorstellende aanrijding met zijn auto en die van een paar arabieren,
met als gevolg dat de politie erbij komt en hij mee naar het bureau wordt
genomen, wegens…, en waar hij wordt ondervraagd over…, niet wordt geloofd, weer
niet wordt geloofd, met als gevolg dat…
Dat zijn wel
de meest ongeloofwaardige pagina’s van het boek: de lezer voelt de ellende al uit de verste verten van de woestijn aankomen, maar de nog zo pas getraumatiseerde, door vijand en
vriendin beplaste protagonist is eerst nog bladzijden lang volstrekt naïef, in
plaats van acuut in een niet meer te bedaren angststuip te schieten!
Uiteindelijk
wordt hij ter dood veroordeeld en besef ik weer eens de consistente kracht van
enkele Kafkaverhalen en van Uitnodiging
voor een onthoofding van Vladimir Nabokov: Arnon Grunberg heeft zijn
(huis)werk niet goed gedaan.
Gelukkig neem ik voor mijn verblijf op Samos steevast
lectuur mee die nooit kan tegenvallen, want die ik al meer dan eens tot me nam.
Dit keer is het weer iets van Elias Canetti, de essayverzameling Das Gewissen der Worte.
In ‘Der Beruf
des Dichters’, een voordracht uit 1976, lees ik dit:
‘Die Absicht
auf Erfolg wie der Erfolg selber haben eine verengende
Wirkung. Der Zielbewuβte auf seinem Weg empfindet das Meiste, was seiner
Erreichung nicht dient, als Ballast. Er wirft es von sich, um leichter zu sein,
es kann ihn nicht kümmern, daβ es vielleicht sein Bestes ist, das er von sich
wirft, wichtig ist für ihn der Punkt, den er erlangt, von Punkt zu Punkt
schwingt er sich höher und rechnet in Metern. Die Position ist alles, sie ist
von auβen bestimmt, es ist nicht er, der sie erschafft, an ihrer Enstehung hat
er keinen Anteil. Er sieht sie und strebt ihr zu, und so nützlich und notwendig
solche Anstrengung in vielen Lebensbereichen sein mag, für den Dichter, wie wir
ihn sehen möchten, wäre sie zerstörend.’
Obscene natuur, Pnaka, Samos