Zoals wetenschappers worden aangeklaagd omdat ze pretenderen te onderzoeken maar blijken te verzinnen, zouden beeldend kunstenaars moeten worden gehoond omdat ze pretenderen te onderzoeken in plaats van te verzinnen.
De expositie (het expositietje) van Paulina Olowska in het Stedelijk bleek nog teleurstellender dan ik had verwacht. Wat schamel was en is dit!
De door Mick la Rock vervaardigde graffitimuur is van gemiddeld middelbare schoolniveau. Zo pijnlijk braaf in zijn/haar recalcitrant willen zijn! Niet alleen doordat de gestileerde grote graffitiletters de 'tags' zo overlappen dat die nog steeds keurig leesbaar blijven, niet alleen door de nietszeggende clichétaal, reclametaal welhaast van die tags, door zogenaamd Malevich ook zijn tag te hebben laten plaatsen (werk van de door de communisten van na de revolutie gefnuikte Rus hangt een paar zalen verderop), maar ook doordat op twee plaatsen de vlekkeloos witte museummuur afgebladderd moet lijken en een bakstenen muur moet laten zien met een trompe l'oeil dat te slecht geschilderd is om als zodanig te werken - want uiteraard mág dat ook niet als 'echt' werken: zo vinden onkunde en gebrek aan vakmanschap altijd wel een ideologisch gefundeerd argument om zich te kunnen manifesteren.
Wat ik al vermoedde: die modellen met breiwerk en andere mode op de schilderijen van Olowska zijn gewoon van foto's uit oude (communistische) Poolse damesmodebladen nageschilderd. Er staat een vitrine waarin die originelen allemaal netjes uitgestald zijn. Dat lijkt van eerlijkheid te getuigen. Maar voor mij getuigt het er vooral van dat men het helemaal geen punt meer vindt niet(s) anders te kunnen schilderen dan naar foto's. Het klinkt natuurlijk uitermate conservatief, maar ik zou die Olowska wel eens rechtstreeks naar de aanschouwing bezig willen zien!
Dat kan echter onmogelijk worden verwacht in het kader van haar o zo belangrijke sociaal culturele missie. Om een tekst van de curator van hetMeertensinstituut Stedelijk op een van de muren te citeren:
'Olowska kijkt vanuit een specifiek perspectief naar het revolutionaire potentieel van modernistische kunst en religie. Zij onderzoekt verschillende vormen van presentatie, niet alleen van kunsttentonnstellingen, maar ook van winkel- en barinterieurs of van graffiti en neonreclames op straat.'
Elk nadeel heb z'n voordeel. Toen ik de tentoonstelling verliet ademde ik op bij de aanblik van Appels' 'Mens en dieren' uit 1949.
De expositie (het expositietje) van Paulina Olowska in het Stedelijk bleek nog teleurstellender dan ik had verwacht. Wat schamel was en is dit!
De door Mick la Rock vervaardigde graffitimuur is van gemiddeld middelbare schoolniveau. Zo pijnlijk braaf in zijn/haar recalcitrant willen zijn! Niet alleen doordat de gestileerde grote graffitiletters de 'tags' zo overlappen dat die nog steeds keurig leesbaar blijven, niet alleen door de nietszeggende clichétaal, reclametaal welhaast van die tags, door zogenaamd Malevich ook zijn tag te hebben laten plaatsen (werk van de door de communisten van na de revolutie gefnuikte Rus hangt een paar zalen verderop), maar ook doordat op twee plaatsen de vlekkeloos witte museummuur afgebladderd moet lijken en een bakstenen muur moet laten zien met een trompe l'oeil dat te slecht geschilderd is om als zodanig te werken - want uiteraard mág dat ook niet als 'echt' werken: zo vinden onkunde en gebrek aan vakmanschap altijd wel een ideologisch gefundeerd argument om zich te kunnen manifesteren.
Wat ik al vermoedde: die modellen met breiwerk en andere mode op de schilderijen van Olowska zijn gewoon van foto's uit oude (communistische) Poolse damesmodebladen nageschilderd. Er staat een vitrine waarin die originelen allemaal netjes uitgestald zijn. Dat lijkt van eerlijkheid te getuigen. Maar voor mij getuigt het er vooral van dat men het helemaal geen punt meer vindt niet(s) anders te kunnen schilderen dan naar foto's. Het klinkt natuurlijk uitermate conservatief, maar ik zou die Olowska wel eens rechtstreeks naar de aanschouwing bezig willen zien!
Dat kan echter onmogelijk worden verwacht in het kader van haar o zo belangrijke sociaal culturele missie. Om een tekst van de curator van het
'Olowska kijkt vanuit een specifiek perspectief naar het revolutionaire potentieel van modernistische kunst en religie. Zij onderzoekt verschillende vormen van presentatie, niet alleen van kunsttentonnstellingen, maar ook van winkel- en barinterieurs of van graffiti en neonreclames op straat.'
Elk nadeel heb z'n voordeel. Toen ik de tentoonstelling verliet ademde ik op bij de aanblik van Appels' 'Mens en dieren' uit 1949.