Onze huurauto met behoefte aan schaduw.
Nog een Miłosz-Raschvertaling met leesvariant. Nu van een
gedicht uit 1985, het jaar waarin de dichter 74 werd:
ÉÉN DING MAAR
Een dal met naar boven toe bossen
in herfstkleuren.
Een reiziger komt aan, geleid
door de kaart,
misschien het geheugen. Ooit,
lang geleden, in de zon,
toen de eerste sneeuw was
gevallen, had hij hierlangs rijdend
vreugde, sterke vreugde ondergaan,
zonder reden,
de vreugde van de ogen. Alles was
ritme geweest,
van passerende bomen, een vogel
in zijn vlucht,
de trein op het viaduct, een
feest van beweging.
Na jaren keert hij er terug, en
niets verlangt hij.
Hij wil maar éém ding, één kostbaar
ding:
het zuivere zien zelf zijn zonder
naam,
zonder verwachting, vrees of
hoop,
op de grens waar ik en niet-ik
eindigen.
MAAR ÉÉN IETS
Een dal met opwaarts bossen in
herfsttinten.
Een reiziger arriveert er op
grond van een kaart
in zijn geheugen. Eens, ver
terug, in het zonlicht
toen de eerste sneeuw gevallen
was, had hij hier
voorbijkomend zo’n intense
vreugde beleefd,
geen weet ervan waarom,
ogenvreugde, een en al.
Alles was er ritme toen, de
passerende bomen,
een vogel door de lucht, de trein
over het viaduct,
een feest van beweging. Na jaren keert
hij er in,
en verlangt niets. Nee, één iets
maar dat hij wil,
één kostbaar iets: dit zo
weerzien en zijn, zonder
woorden, zonder verwachting, hoop
of vrees,
op de scheiding, nee, erin, van
het ik en het ik-niet.
Miłosz’ gedicht ‘Bewustzijn’ bestaat uit tien genummerde
secties en het handelt over het besef van de dichter van zijn kinderjaren en de
vraag wat met het bewustzijn ervan te doen. Dit is sectie 4:
Dik en dun, oud en jong, man en
vrouw defileren
door de gang van het vliegveld
met zakken en tassen.
En opeens voel ik dat dit niet
kan,
het is gewoon de verkeerde kant
van een gobelin
en pas daarachter is de goede
kant, die alles verklaart.
Impliciet is dit ook Miłosz’ poëtica (en eveneens de mijne).
Veel kunst van het modernisme en postmodernisme wil niets anders tonen dan ‘hoe
het gemaakt is’, de ‘schijn’ van de afbeelding en mimesis ontmaskeren, de
achterkant ervan laten zien, de zaken binnenstebuiten keren, uit naam van de
waarheid, de eigenlijkheid en wat dies meer zij. Het gevolg is dat alleen nog (de)constructie
en ‘eigenlijkheid’ worden getoond, dat het ingewand altijd de buitenkant moet
zijn, de achterzijde de feitelijke voorkant. Kunstenaars die zulks nastreven
maken, om de gobelinvergelijking voort te zetten, niets anders meer dan
achterkanten van gobelins om ze als voorkanten te presenteren, gobelins die,
wanneer men ze omkeert, eveneens slechts al dan niet ogenschijnlijk
onsamenhangende verbindingen en verknopingen vertonen: men weeft de illusie van
de nonillusie. Wat een geeuwopwekkende desillusie levert dat meestentijds op!
Alsof een
dichter als Miłosz niet weet (en dat impliciet laat blijken) dat hij zijn
taferelen en Gedankenlyrik vanaf hun achter- en binnenzijde weeft! En alsof
zijn lezers dat niet zouden weten!
Sowieso is het
curieus en zelfs lachwekkend dat de meest ‘artistieke’ kunstdisciplines, zoals de
hedendaagse poëzie en beeldende kunst, nog altijd maar worden bevolkt, nee,
uitgewoond door kunstenaars die het waarnemingsgedrag van lezers en beschouwers
willen ‘ontregelen’, terwijl het plukje van de wereldbevolking dat
daadwerkelijk geïnteresseerd is in hedendaagse kunst wel het minst van al
bewust gemaakt en geëmancipeerd hoeft te worden… Zulke kunst preekt alleen nog
voor eigen parochie.
Een prachtige vriend of vriendin, die ik meende acuut te
moeten aanpakken om hem of haar, die zich groter maakte en tegen me blies,
vliegensvlug naar de andere kant van het asfalt te transporteren waar hij of zij, o
zo traag in deze hedendaagse, razend gemotoriseerde wereld, lichtjes schommelend en
voetje voor voetje naar op weg was. Ongetwijfeld is de binnenkant van een
kameleon eveneens een mirakel, maar ik wilde toch liefst zo lang mogelijk 'slechts' zijn of haar buitenkant blijven bewonderen.