zondag 8 september 2013

A BILLION BEES IN THE BORAGE

De afgelopen weken heb ik meer dan eens in eenzelfde Amsterdamse boekhandel even met een uitgave van gedichten en songteksten van Paul McCartney in mijn handen gestaan: Blackbird Singing, Poems and Lyrics 1965-1999 (Faber and Faber, Londen 2001). Vanwege de prijs hoefde ik niet te aarzelen, de uitgave lag bij de ramsj. Maar wat was er te verwachten van gedichten en liedjesteksten sec van een popmuzikant, van een van de Beatles nota bene, van wie de muziek zich ongetwijfeld ogenblikkelijk zou aandienen? Yesterday of Hey Jude: alleen al de titels riepen en roepen de nummers op, inclusief tekst of flarden ervan. En wat stelde het literair voor: ‘All my troubles seemed so far away/Now it looks as though they’re here to stay/Oh I believe in/Yesterday’? Onterecht ook om van een goede popsong een op zich, dus te isoleren literaire tekst te verwachten.
Of neem Penny Lane: ook al zo’n titel die bij mij meteen het betreffende Beatlesnummer oproept, inclusief ‘Penny Lane is in my ears and in my eyes’. In Penny Lane, straat in Liverpool en destijds ook de naam van de begin- en eindhalte van enkele belangrijke buslijnen, etaleert een kapper foto’s van hoofden die hij ooit al knippend goed heeft gekend, en er is een bankier met een automobiel (iets bijzonders kennelijk), hij wordt achter zijn rug door kleine kinderen voor de gek gehouden en draagt – ‘very stange! – nooit een ‘mac’ als het giet, er is ‘a fireman with an hour glass/And in his pocket is a portrait of the Queen./He likes to keep his engine clean./It’s a clean machine.’
Dat las ik gisteren toen ik het boek in die boekhandel weer eens op een willekeurige plek opensloeg. En ik besloot onmiddellijk om er een exemplaar van te kopen, al was het alleen om die curieuze inhoudelijke herhaling: ‘He likes to keep his engine clean./It’s a clean machine.’ Opeens viel me het gevoel van McCartney op voor ritme en klank, ook of alleen al in de taal. Wat zou er als eerste zijn geweest, de tekst of de melodie? En ik zag het wisselen van het bijvoeglijk naamwoord van achter naar voor het substantief, en dat substantief zelf synonymisch variëren. Een apparaat dat zo gepoetst wordt dat het altijd schoon is. Of is die brandweerman met zijn zandloper een ware poetsmachine? Maar is de ‘fireman’ wel een brandweerman, daar in Penny Lane? Very strange! Nee, het zal een motorduivel zijn, daar in de Liverpoolse Fellinistraat. Of is het een stoker van een stoommachine? Ergens op het internet lees ik dat het toch om de brandweer zou moeten gaan, maar dat de kazerne enkele straten verderop was (en nog steeds is). Meteen stuit ik ook op allerlei theorieën omtrent seksuele toespelingen, vooral aangaande het eerste refrein met het vissige gevinger (‘Full of fish-and-finger pies’) en de erop volgende strofe over de wachtruimte waarachter een ‘pretty nurse is selling poppies’. Hoe dan ook, in de laatste strofe is de kapper iemand aan het knippen, terwijl de bankier op zijn beurt zit te wachten en ‘then the fireman rushes in from the pouring rain,/Very strange!’
Het kan uiteraard nooit meer, maar deze tekst zou, als poëtische suggestie van een even intiem als dramatisch melancholisch verhaal, los van zijn muziek (hebben) kunnen staan. En er staan meer van zulke op zich sterke of goede teksten in Blackbird singing.
When I’m Sixty-Four is er een van (Paul McCartney is die toenmalige Engelse pensioenleeftijd inmiddels ruimschoots voorbij), Paperback Writer (die een ‘dirty story’ schrijft en uitgegeven wil hebben over een vieze man met een zoon die journalist is maar liefst een ‘paperback writer’ wil zijn), Rocky Racoon (‘His rival, it seems, had broken his dreams/By stealing the girl of his fancy./Her name was Magill and she called herself Lill,/But everyone knew her as Nancy.’ – Weet je meteen wat voor type dat meisje is…) en Eleanor Rigby (die ‘died in the church and was buried along with her name./Nobody came./Father Mackenzie,/Wiping the dirt from his hands as het walks from the grave./No one was saved.’).
        Schoonheid en compassie, stuk voor stuk.
        Zulke gedichten/songteksten doen me denken aan bepaalde passages in meelevend verhalende gedichten van W.H. Auden, met dat persoonlijke dat je als lezer in zijn entre nous toelaat, en waarbij persoonsnamen alleszins tellen (‘Victor was a little baby,/Into this world he came;/His father took him on his knee and said:/“Don’t dishonour the family name.”’). Zo houd ik ook van Lovely Rita:, alleen al vanwege de prachtig klinkende metrische opening: ‘Lovely Rita, meter maid’. Over een meisje dat geparkeerde auto’s en parkeermeters checkt, en dat mee uit eten gevraagd wordt om te proberen ‘to win her’, waarna de rollen even omgedraaid lijken: ‘Got the bill and Rita paid it,/Took her home and nearly made it.’ Maar dan ‘Sitting on a sofa with a sister or two.’ Meer heeft McCartney niet nodig.

Zeker niet alle teksten in deze uitgave hebben die bijna terloopse densiteit. Nogmaals: je hoort er muziek bij te horen en je hoort ze bij de muziek te horen – en vaak is het wonderbaarlijk hoe muziek en tekst een onvergetelijke eenheid zijn gaan vormen.
Gecharmeerd ben ik in elk geval ook door een gedicht dat kennelijk niet als songtekst is geschreven en nooit als zodanig is gebruikt. Het gaat over stil blijven staan en zijn (ronkende motor af, betekent dat in onze tijden) om iets zachts als alom zoemen te kunnen vernemen. Wat me het meest treft is de observatie van het wisselen van kleur tussen het afzonderlijke en het grotere geheel. Zoals dat ook opgaat voor het zoemen der bijen. De wisselende aandacht ook voor hemel en aarde.  Lees eens hoe Paul McCartney hier, al met ingang van zijn allitererende titel, tot waarlijk waarnemen in staat is:

A Billion Bees in the Borage

And if, instead of passing,
You stop,
You can hear the hum.
Billions of them
Bobbing from star to star.
Though flowers
Are sky blue, from a
Distance the field looks purple.
Each bee is different
And as they roam
The borage field
They hum.