dinsdag 28 oktober 2014

DUFY - VERTELLER VAN HET ZIEN



Wanneer ik in Nice ben, bezoek ik steevast het Musée des Beaux-Arts vanwege de fraaie schilderijen van Raoul Dufy aldaar. Het museum is de geboorteplek voor mijn appreciatie van het werk van Dufy. Heel lang heb ik dat werk (gereproduceerd in boeken en in musea in bijvoorbeeld Parijs) bij wijze van spreken hoogstens vanuit een ooghoek bekeken en het daarbij als vrijblijvend decoratief links laten liggen. Ik vermoed dat het onder meer met mijn indrukken en beleving van de stad Nice te maken had, toen ik daar voor het eerst kwam, en dus ook voor het eerst de Dufy’s in dat museum zag, dat ik niet zozeer een schok ervoer (zoals dat schijnt te moeten gebeuren met ‘ontdekkingen’), alswel vervuld werd door en deel uitmaakte van een soort warm, transparant inzicht. Vanaf dat moment, een ervaring van durée, wist en weet ik dat Dufy me iets te vertellen heeft.
Toen ik zo’n maand geleden weer Nice bezocht, was het dan ook een teleurstelling te moeten vaststellen dat de Dufy’s uit de collectie van het Musée des Beaux-Arts tijdelijk hadden moeten wijken voor een gelegenheidstentoonstelling en ik het er dus moest doen met een Dufyblik door de vensters op de palmboomkronen met daarachter het blauwe ‘dak’ van de Middellandse zee.

Het Singermuseum in Laren biedt momenteel een sympathieke Dufytentoonstelling. Ik had stil gehoopt dat ook de werken uit Nice, vanwege de omstandigheden daar, de reis naar Het Gooi hadden mogen maken. Helaas. En echt veel andere ‘topstukken’ zijn in Laren evenmin te zien, maar wat er hangt is goed en zeer de moeite waard, en het liet me opnieuw zien wat Dufy is: een verteller van het zien.
 
‘Allereerst is er altijd allereerst de kleur. Dan komt vorm.’
Zo begint iedere Dufyvertelling.
‘Daar is het blauw, hier groen, en daar ook, in het midden, dit gebied, paars…’
En dan: ‘Kijk, hier staat een stoel, zo eentje met van… deze armleggers…, zie je? Net als die er naast, of die er wat schuin tegenover staat, op deze manier, hier, zie je hem, zie je me hem voor je zien? Naast dat groene tafeltje met het… r-o-n-d-e blad. Een vaas erop, ja, met bloemen weer daarin, kijk eens wat een bloemen, zeg! Zo, en zo, en zo… En nog maar een! En er staat, schuin, een bank, met latten, met latten… Tussen rug en zitting, dat is gras, gras, gras. Je ziet het ook weer boven de rug van de bank, kijk maar, ik laat het je zien, zie je het al? Oké. Op de grond ervoor dan, daar, hier, dat, zo, dit zijn, ja, precies, bladeren, vergeelde bladeren, van een boom gevallen, lijkt me, maar het is nog geen herfst, hoor, laat staan winter, zie je? Voor de gevel verderop, wacht, ik laat hem je zien, deze dus, van een huis, met een trap, stenen trap, leuning, gietijzer, ja, dat zie je goed, ramen, zulke, hangen groene bladeren, bladeren van een, van die zelfde boom…, we staan er eigenlijk gewoon onder, in de schaduw ervan…’
Enzovoort. En dat natuurlijk niet in deze volgorde, want terwijl een schrijver zijn lezer noodgedwongen van het begin naar het einde van een regel, een alinea, een hoodstuk, een boek moet leiden, in de hoop ondanks de lineariteit iets van durée te bewerkstelligen, kan Dufy zijn kijkvertelling eigenlijk overal beginnen en vervolgen waar hij wil.
 
‘Eerst Blauw. Nog meer blauw. Roze. Oker. Blauw, dat is de muur vooral. Met het raam dat openstaat, de vleugels ervan zo naar binnen, en door een raam kun je natuurlijk kijken, zien wat erachter en wat er achter die blauwe muur is, een straat met huizen, zie, kijk, met van die dakkapellen, ja meerdere geledingen, verdiepingen, onder de dakrand, met, hier ramen, ramen, ramen ertussen. Ook lucht, hemel, dat andere blauw, dat heb je goed gezien, ja. O, wat links van de blauwe muur is, dat roze en dat oker? Er staat een deur open, zo eentje, zie je? De andere kant op dan de twee raamvleugels, waardoor je op een soort gangetje komt, kijk, met een tapijtje op de vloer, en aan de andere kant staat ook en deur open, nu weer deze kant op,… Nee, die muur is niet egaal roze, maar met een be…, ik laat het je even zien, een behang met bloemmotieven, snap je wat er te zien is? In dat andere vertrek…’ Enzovoort.

Het is uiteraard niet in woorden te vatten, dit vertellen van het zien. Maar voortdurend vraagt de schilder om weer naar iets anders te kijken in wat hij met je aan het bekijken is, waardoor het voortdurend lijkt dat je alles vanuit een ooghoek ziet, zonder dat je iets van dat alles links wilt laten liggen. En een tijdlang, als je zodoende met de schilder hebt meegekeken, wordt alles, ook buiten zijn werk, Dufy, niet alleen Nice, zelfs Laren.

NB De twee schilderijen hierboven maken geen deel uit van de expositie in het Singermuseum.