Het kapitale of kapitalistische
verschil tussen de marktprijs van Gombrowicz en Chagall laat zich niet beter
uitdrukken dan door de hoeveelheid muntgeld op beider graven. Op de deksteen
van het graf van de Poolse schrijver trof ik twee koperen muntjes uit diens
geboorteland aan. (Vorig jaar juni lag er nog een zilverkleurig Pools muntje.
Wie haalt zoiets daar weg?) Op die van de schilder Marc Chagall op de
begraafplaats van Saint-Paul-de-Vence ben ik de munten niet eens gaan tellen,
zo veel. Ik neem althans aan dat ze, net als al die kiezelstenen, bedoeld zijn
voor de schilder en niet of in veel mindere mate voor de twee anderen in hetzelfde
graf, Vava Chagall-Brodsky, de tweede echtgenote van de schilder, en haar broer
Michel Brodsky.
Ik gun Chagall al dat kleingeld,
maar vind Gombrowicz in Vence (niet te verwarren met Saint-Paul!) daarbij vergeleken
schandelijk verwaarloosd.
De
uit Rusland afkomstige Marc Chagall vestigde zich in 1950 definitief in
Saint-Paul-de-Vence. Hij was 72, maar kicking and alive, met nog maar liefst 25
jaar te gaan, toen Witold Gombrowicz op nog geen vier kilometer noordelijk van
Chagalls onderkomen, voorgoed ademtekort kreeg. Volgens mij is Chagall niet bij
de begrafenis in Vence geweest, mogelijk had hij nooit iets van de Poolse
schrijver gelezen. Opvallend is het dat Vence en Saint-Paul toentertijd veel
schilders en schrijvers aantrok en herbergde. Gombrowicz maakt er in zijn Dagboek expliciet melding van.
In
de lente van 1967 brengt Gombrowicz’ landgenoot Czesław Miłosz een maand door
in Vence, waarbij de romancier en de dichter elkaar uiteraard ontmoeten en de
romancier, aldus Miłosz, de dichter probeert te overreden om romans in plaats
van poëzie te gaan schrijven. (Het is uit het gelijknamige fragment in zijn Dagboek bekend wat Gombrowicz Tegen de dichters had.)
Zou het echt geklikt hebben tussen
deze mannen?
In de uitgave
van door Gerard Rasch vertaalde gedichten van Czesław Miłosz staat een gedicht
dat door de dichter is gedateerd met Saint-Paul-de-Vence
1967. Zo te lezen zal hij zich meer thuis hebben gevoeld bij Chagall dan
bij Gombro's "Vanmiddag bij de lunch aten we kippenragout."
Onderweg
Waartoe geroepen? Voor wie
geroepen? O machtige God, in den blinde, langs einders van katoen.
fata morgana’s van rode schubben op
de forten van de kustprovincies,
door de rook van brandende wijn bij
de bedding van beken of
door de helderblauwe mirre van
dovende kerken.
Naar een onbereikbaar dal, voor
altijd door woorden belommerd,
waar een onwerkelijke bron hen die
naakt knielen schoonwast.
Zonder de appel van de kennis in
virages van aarde naar hemel en van
de hemel in het opgedroogde bloed
van het veld van de
pottenbakker.
Onterfd van profetieën, in het
middaguur brood nuttigend onder
een hoogstammige den sterker dan de hoop.
een hoogstammige den sterker dan de hoop.