vrijdag 3 oktober 2014

CAFÉ DU MIDI 3



Het kapitale of kapitalistische verschil tussen de marktprijs van Gombrowicz en Chagall laat zich niet beter uitdrukken dan door de hoeveelheid muntgeld op beider graven. Op de deksteen van het graf van de Poolse schrijver trof ik twee koperen muntjes uit diens geboorteland aan. (Vorig jaar juni lag er nog een zilverkleurig Pools muntje. Wie haalt zoiets daar weg?) Op die van de schilder Marc Chagall op de begraafplaats van Saint-Paul-de-Vence ben ik de munten niet eens gaan tellen, zo veel. Ik neem althans aan dat ze, net als al die kiezelstenen, bedoeld zijn voor de schilder en niet of in veel mindere mate voor de twee anderen in hetzelfde graf, Vava Chagall-Brodsky, de tweede echtgenote van de schilder, en haar broer Michel Brodsky.
 
Ik gun Chagall al dat kleingeld, maar vind Gombrowicz in Vence (niet te verwarren met Saint-Paul!) daarbij vergeleken schandelijk verwaarloosd.
         De uit Rusland afkomstige Marc Chagall vestigde zich in 1950 definitief in Saint-Paul-de-Vence. Hij was 72, maar kicking and alive, met nog maar liefst 25 jaar te gaan, toen Witold Gombrowicz op nog geen vier kilometer noordelijk van Chagalls onderkomen, voorgoed ademtekort kreeg. Volgens mij is Chagall niet bij de begrafenis in Vence geweest, mogelijk had hij nooit iets van de Poolse schrijver gelezen. Opvallend is het dat Vence en Saint-Paul toentertijd veel schilders en schrijvers aantrok en herbergde. Gombrowicz maakt er in zijn Dagboek expliciet melding van.
         In de lente van 1967 brengt Gombrowicz’ landgenoot Czesław Miłosz een maand door in Vence, waarbij de romancier en de dichter elkaar uiteraard ontmoeten en de romancier, aldus Miłosz, de dichter probeert te overreden om romans in plaats van poëzie te gaan schrijven. (Het is uit het gelijknamige fragment in zijn Dagboek bekend wat Gombrowicz Tegen de dichters had.)
 
Zou het echt geklikt hebben tussen deze mannen?
In de uitgave van door Gerard Rasch vertaalde gedichten van Czesław Miłosz staat een gedicht dat door de dichter is gedateerd met Saint-Paul-de-Vence 1967. Zo te lezen zal hij zich meer thuis hebben gevoeld bij Chagall dan bij Gombro's "Vanmiddag bij de lunch aten we kippenragout."

Onderweg

Waartoe geroepen? Voor wie geroepen? O machtige God, in den blinde, langs einders van katoen.

fata morgana’s van rode schubben op de forten van de kustprovincies,

door de rook van brandende wijn bij de bedding van beken of
door de helderblauwe mirre van dovende kerken.

Naar een onbereikbaar dal, voor altijd door woorden belommerd,
waar een onwerkelijke bron hen die naakt knielen schoonwast.

Zonder de appel van de kennis in virages van aarde naar hemel en van
de hemel in het opgedroogde bloed van het veld van de
pottenbakker.

Onterfd van profetieën, in het middaguur brood nuttigend onder
een hoogstammige den sterker dan de hoop.