Het nadeel van het nadeel van ouder worden is dat je zo
veel kunst ziet verouderen, hoe je ook geneigd bent om het eerste nadeel een
voordeel te noemen. Ooit was het werk van de Amerikaan Tom Wesselmann prettig
fris voor mij, toen het zelf nog vers gemaakt was en ik nog alleen geld verdiende
met vakantiebaantjes. Meer en meer wanneer ik, gedurende de afgelopen jaren,
het MAMAC (Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain) in Nice bezoek, komt me
praktisch alles van de geëxposeerde eigen collectie bestoft voor, als iets van ‘toen’,
en kijk ik veeleer naar geschiedenisdocumenten dan naar kunstwerken. Artistiek
is er dus niet meer bijster veel te beleven aan bijvoorbeeld Wesselmanns grote,
gefiguurzaagde Still Life 56 uit het
eind van de jaren zestig. (De vraag is of dat dan veertig jaar geleden wel zo
was.)
Het telefoontoestel, de lichtschakelaar en ook al bijna de
sigaret in huis zijn ‘van toen’. Maar ook de strakke, gladde manier van
schilderen, die moet aansluiten bij de destijds contemporaine gladde luxe van
het Amerikaanse interieur, is ‘van toen’. Ik vermoed dat het vooral het tweede,
dus de vormgeving van dit kunstwerk is waardoor het gedateerd is. Ik loop
naderhand niet meer, zoals mogelijk ooit, over straat of door een hotel met een
Wesselmanblik.
Vorige week bezocht ik voor het eerst het in een
neoklassieke villa gevestigde bescheiden Bonnardmuseum in Le Cannet, boven
Cannes. De tijdelijke tentoonstelling die ik er zag had als thema ‘schone
slaapsters’: schilderijen van of met slapende vrouwen, uiteraard gemaakt door
tijdgenoten van Pierre Bonnard en door hem zelf. Werken van ‘toen’ dus. En
meerdere van die schilderijen toonden ook voornamelijk dat ‘toen’. Maar ik werd
ogenblikkelijk getroffen door een slaapster die was geschilderd door een
kunstenaar die ik nog niet kende: Charles Camoin.
Zijn ‘Blonde endormie’ is (haar eigen twintig jaren niet
meegerekend) 110 jaar oud, maar nog zo zinnelijk als op de dag van vandaag! Dit
is een moment van belevend kijken, een uniek ogenblik vastgelegd en -gehouden
met evenveel sensibel oog voor de materie en kleur van de verf en de
penseelstreken als voor het slapen van een warm mooi menselijk wezen, zo
onbereikbaar veraf in de spiegel, zo aanraakbaar dichtbij hier vooraan: het is
nog maar even wachten tot ze haar elleboog heft, haar hand onder het kussen
wegtrekt en zich draait, van je af, zoals ze in de spiegel ligt. Dit is iets heel
kostbaars. Niks stof, maar een en al bezielde stoffelijkheid. Niet te
vervangen. En toch mee te nemen, terwijl je het doekje van 65 x 54 moet laten
hangen.
Tegelijkertijd
verbaast het niet dat dit een werk uit 1904 is. Met een beetje getrainde kennis
van de ontwikkelingen binnen de kunstgeschiedenis, zie je dat het gemaakt moet
zijn ergens in de nadagen van het impressionisme en de beginjaren van het
fauvisme. Zoals een Vermeer of een Rembrandt ook altijd onmiskenbaar uit de Hollandse
zeventiende eeuw zijn. Datum en gedateerdheid hoeven blijkbaar niet altijd
samen te vallen.
Geeft
Wesselmann een tijdsbeeld en Camoin een beeld van een eeuwig ogenblik?
Vanuit het Bonnardmuseum kun je een
uitgestippelde wandeling van viereneenhalve kilometer maken, ‘sur les pas de
Bonnard’, door enkele straatjes van Le Cannet en verder heuvelopwaarts. Daarbij
passeer je ook Le Bosquet, het huis waar Pierre Bonnard werkte en met zijn vrouw
Marthe woonde; zoals het eigenlijk hoort is het niet te bezoeken, want bewoond,
en toont het, dankzij hoge hagen, struiken en bomen, niet veel meer dan zijn
dakpunt.
Op de route is een zestal
zogenaamde lutrins geplaatst,
kathedervormige sokkels met daarop een afbeelding van een schilderij dat
Bonnard vanuit het specifieke punt van het uitzicht maakte. Even ridicuul als
verhelderend. Het van de kust van Cannes naar Le Cannet oplopende landschap is
inmiddels zo volgebouwd (-gestouwd) met villa’s, appartementsgebouwen en hotels
dat elke vergelijking tussen schilderij en landschap zoek is. Sowieso was
Bonnard al een schilder die de beleving van sfeer middels kleur en licht de
voorrang gaf boven de precisie der landmeters.
Maar andersom lukt het wonderwel
nog steeds. Nadat je het bescheiden aantal landschappen van Bonnard in het
museum hebt gezien (en met meer van wat je elders van hem zag voor je
geestesoog), wandel je toch met de blik van Bonnard door een straatje en zie je
zelfs de hotels en kustflats met ogen van toen ze nog ongebouwd waren.