maandag 15 september 2014

SCHILDEREN NAAR FOTO'S



‘Die Scharte’: de hazenlip is waarschijnlijk ‘vanzelf’ ontstaan bij het ‘worstelend’ werken naar een foto.

Kort na de opening van de grote tentoonstellingen van werken van Marlene Dumas in het Stedelijk Museum, waagde Sander van Walsum het om in De Volkskrant vraagtekens te zetten bij het schilderen naar foto’s (iets wat Dumas ontegenzeggelijk en allerminst stiekem doet). Geeft niet dat er niet naar de waarneming wordt geschilderd, als er maar met het beeld wordt ‘geworsteld’: dat is volgens Van Walsum het vigerende criterium.
         Zijn vragen en kanttekingen zijn hem niet in dank afgenomen. In dezelfde krant reageerde onder meer cultuurfilosoof Maarten Doorman fel. Volgens Doorman kent Van Walsum simpelweg de spelregels van de moderne en hedendaagse kunst niet, of wil hij die niet kennen. Van Walsum levert met zijn ‘zo kinderlijk over kunst (…) schrijven’ (…) ‘opnieuw munitie aan het gezonde volksgevoel dat wat niet meteen te begrijpen is het liefst vernielt.’
         Dát vind ik nou nog eens een staaltje van elitaire angst! Dus omdat je kritiek denkt te hebben of probeert te formuleren die het plebs wel eens plezierig in de oren zou kunnen klinken, moet je je mond houden?
         Kom zeg, laten we écht wel wezen: het is een stuk – wat zeg ik? –, stukken makkelijker om een portret te schilderen naar voorbeeld van een foto, dan wanneer je letterlijk oog in oog met je model zit of staat. Alleen: wanneer je zo’n foto zo echt mogelijk ‘namaakt’, ziet het werk er zo weinig schilderkunstig, want zo fotoachtig (lees: levenloos) uit. De artistieke oplossing (lees: truc) voor dat probleem? De ‘worsteling’, dat wil zeggen, je verf structuren en effecten geven die een foto nooit heeft. De zo ‘geportretteerde’ gaat er dan bijna vanzelf expressief of getormenteerd of anderszins interessanter uitzien, en wordt Gefundenes Fressen voor elitaire cultuurfilosofen.

‘De Catalaan’: expressief geschilderd mannenportret, overduidelijk naar een foto (hoogstwaarschijnlijk van Antoni Tàpies).

Dumas doet het. Luc Tuymans doet het. Jan Vanriet doet het. Michaël Borremans doet het. Francis Bacon deed het. Alleen ging die laatste daarnaast ook nog persoonlijk, meer dan eens zelfs zeer intiem, om met zijn slachtoffers – en volgens mij is dat te zien in zijn portretten ook! Maar Marlene Dumas heeft nooit omgang gehad met Pier Paolo Pasolini en diens moeder, terwijl er toch portretjes van beiden in het Stedelijk hangen, elk naar een foto dus. Ik heb daar mijn bedenkingen en vraagtekens bij, ondanks dat ik zie en vind dat Dumas ‘lekker’ met de verf kan doen en laten.

Bijna altijd bij genoemde schilders – maar er zijn er veel meer – blijf ik de foto, of ik die nu ken of niet, tussen het schilderij en de geportretteerde zien. En als je je oog er een beetje op oefent, zie je vrijwel meteen dat er naar een foto is gewerkt. Bijvoorbeeld door de blik, de pose, door de proporties, door het cyclopische oog waarmee de camera de persoon heeft gefixeerd, terwijl wij, als we écht kijken, met twee ogen zien, bewegend kijken. Zoals je omgekeerd aan een portret van Rembrandt ziet dat de schilder zich werkelijk in dezelfde ruimte en tijd bevond als de geportretteerde, en dat hij zelfs niet door een camera obscura of een andere constructie met een projecterend lensje heeft gespiekt.

‘Soldaat’: zo poseert iemand niet voor een schilder maar voor een camera; maar een camera is dan weer te vlekkeloos. Bovendien is de geportretteerde uit een heel andere tijd dan de portrettist…

Niet iedereen kan het natuurlijk, zo ‘worstelend’ of expressief naar foto’s werken, misschien zelfs lang niet iedereen. Maar voor wie gevoel heeft voor valse streken (en die dus naar believen vermijdt of juist inzet) en de huid van verf, doek of papier, is het eigenlijk een vrij koud kunstje…
         De vraag is of je daar vraagtekens bij mag zetten. Waarom eigenlijk niet?

‘Jong en verleden’: de (verf)huid van het verdriet had de foto niet.