‘De tentoonstelling viert een
aantal mijlpalen,’ aldus de site van Het Stedelijk Museum van Amsterdam over de
Malevichtentoonstelling. Ik weet denk ik wel wat er gezegd wil worden, maar bij
wat er staat kan ik me niets anders voorstellen dan primitieve folklore uit
bijgeloof. Mijlpalen vieren: hoe doet je dat, hoe ziet dat eruit? Hopsen rond
een steen? Het ‘bereiken’ van een mijlpaal, daar kan ik me iets bij
voorstellen.
Zout
op een slakje. Zoals er op meer taalslakjes in die sitetekst zout gelegd zou
kunnen worden. Het Stedelijk heeft kennelijk geen geld voor een redacteur
Nederlands.
Daar
kan Malevich zaliger uiteraard niets aan doen. Integendeel zelfs: met zijn werk
doet hij over zijn graf heen zijn best om inkomsten voor het museum te genereren.
Toch
komt het door het werk van Malevich dat ik me zelfs aan het knullige Stedelijk
Nederlands erger. Want dat werk ergert me. Het ergert me zelfs in hoge mate.
Afgelopen middag heb ik dan
eindelijk de grote, voor zover mij bekend alom geprezen Malevichtentoonstelling
bezocht. Ik veronderstelde dat de grootste toeloop achter de rug zou zijn en
dat zeker tijdens de laatste openingsuren op de traditionele Hollandse malaisedag
na Sinterklaas, weinig mensen me voor de voeten en ogen zouden lopen. Mijn
veronderstelling veranderde geheel en al in een vaststelling.
Maar
wat heb ik er weinig van genoten! Geen keer was iets van Malevich en bond- of
bentgenoten echt een lust voor mijn oog. De dingen van El Lissitzky ervoer ik
nog als het meest prettig, want dynamisch. Maar Malevich zelf… Het beroemde ‘Zwarte
vierkant’ leek daar in zijn hoge, ‘iconische’ hoek nog het meest op een platte
geluidsbox die er alleen op wachtte dat een suppoost de geluidsinstallatie
inschakelde. Invloeden van Picasso, Matisse, heette het in de Stedelijke
wandteksten. Maar dan zonder de zwier van het teken- en schilderplezier, van de
beeldende gestes van die Spanjaard en die Fransman, en dus van het kijk- en
maakgenot dat bij die twee hand in hand ging. En daarmee in feite
zonder de individualisering van en in het werk, oog voor het menselijke detail
en daarmee voor de ondeelbare tragiek. Het tegendeel was en is waar: Malevich doet,
kan en wil niets anders dan de hele wereld artistiek depersonaliseren.
Je kunt dan het
stalinisme terecht verwijten dat het de abstractie in de kunst verbood, maar Malevich
kun je verwijten dat hij de mens, de gewone man, de boer en de boerin, net zo
zeer wilde abstraheren als dat het communistische regiem zijn volk wilde mechaniseren.
Enge (waan)ideeën had de man over een heilstaat middels de non-figuratieve
kunst, de ‘zuivere’ kunst. Utopische gedachten over een ‘betere’, ‘pure’
samenleving, zo mogelijk op een andere planeet, in elk geval in bouwsels zonder
enig sentiment. Geen wonder dat zijn werk zo bloedeloos oogt. En dat het,
ondanks zichzelf, spirituele en zelfs messiaanse (ik doel niet op de voetballer) aspiraties wil hebben.
Meer en meer,
toen ik door de bijna verlaten zalen van het Stedelijk liep, dacht ik: deze
kunst is me vijandig.
Ik
had het geluk dat een suppoost me, hoewel het praktisch sluitingstijd was, nog toestond
even de Beanery van Kienholz binnen te lopen. Een ware verademing in die nauwe,
muffe, gore, roezemoezende bar. Hoewel Kienholz zijn personages klokken in
plaats van hoofden heeft gegeven, waande ik me er, na al die onpersoonlijke
gestalten en vormen van Malevich te hebben gezien, tussen echte mensen, en voelde ik iets van meeleven en mededogen.
[Lees het vervolg: 'De verstopping'.]