vrijdag 6 december 2013

VIJANDIGE KUNST

‘De tentoonstelling viert een aantal mijlpalen,’ aldus de site van Het Stedelijk Museum van Amsterdam over de Malevichtentoonstelling. Ik weet denk ik wel wat er gezegd wil worden, maar bij wat er staat kan ik me niets anders voorstellen dan primitieve folklore uit bijgeloof. Mijlpalen vieren: hoe doet je dat, hoe ziet dat eruit? Hopsen rond een steen? Het ‘bereiken’ van een mijlpaal, daar kan ik me iets bij voorstellen.
         Zout op een slakje. Zoals er op meer taalslakjes in die sitetekst zout gelegd zou kunnen worden. Het Stedelijk heeft kennelijk geen geld voor een redacteur Nederlands.
         Daar kan Malevich zaliger uiteraard niets aan doen. Integendeel zelfs: met zijn werk doet hij over zijn graf heen zijn best om inkomsten voor het museum te genereren.
         Toch komt het door het werk van Malevich dat ik me zelfs aan het knullige Stedelijk Nederlands erger. Want dat werk ergert me. Het ergert me zelfs in hoge mate.

Afgelopen middag heb ik dan eindelijk de grote, voor zover mij bekend alom geprezen Malevichtentoonstelling bezocht. Ik veronderstelde dat de grootste toeloop achter de rug zou zijn en dat zeker tijdens de laatste openingsuren op de traditionele Hollandse malaisedag na Sinterklaas, weinig mensen me voor de voeten en ogen zouden lopen. Mijn veronderstelling veranderde geheel en al in een vaststelling.
         Maar wat heb ik er weinig van genoten! Geen keer was iets van Malevich en bond- of bentgenoten echt een lust voor mijn oog. De dingen van El Lissitzky ervoer ik nog als het meest prettig, want dynamisch. Maar Malevich zelf… Het beroemde ‘Zwarte vierkant’ leek daar in zijn hoge, ‘iconische’ hoek nog het meest op een platte geluidsbox die er alleen op wachtte dat een suppoost de geluidsinstallatie inschakelde. Invloeden van Picasso, Matisse, heette het in de Stedelijke wandteksten. Maar dan zonder de zwier van het teken- en schilderplezier, van de beeldende gestes van die Spanjaard en die Fransman, en dus van het kijk- en maakgenot dat bij die twee hand in hand ging. En daarmee in feite zonder de individualisering van en in het werk, oog voor het menselijke detail en daarmee voor de ondeelbare tragiek. Het tegendeel was en is waar: Malevich doet, kan en wil niets anders dan de hele wereld artistiek depersonaliseren.
Je kunt dan het stalinisme terecht verwijten dat het de abstractie in de kunst verbood, maar Malevich kun je verwijten dat hij de mens, de gewone man, de boer en de boerin, net zo zeer wilde abstraheren als dat het communistische regiem zijn volk wilde mechaniseren. Enge (waan)ideeën had de man over een heilstaat middels de non-figuratieve kunst, de ‘zuivere’ kunst. Utopische gedachten over een ‘betere’, ‘pure’ samenleving, zo mogelijk op een andere planeet, in elk geval in bouwsels zonder enig sentiment. Geen wonder dat zijn werk zo bloedeloos oogt. En dat het, ondanks zichzelf, spirituele en zelfs messiaanse (ik doel niet op de voetballer) aspiraties wil hebben.
Meer en meer, toen ik door de bijna verlaten zalen van het Stedelijk liep, dacht ik: deze kunst is me vijandig.

         Ik had het geluk dat een suppoost me, hoewel het praktisch sluitingstijd was, nog toestond even de Beanery van Kienholz binnen te lopen. Een ware verademing in die nauwe, muffe, gore, roezemoezende bar. Hoewel Kienholz zijn personages klokken in plaats van hoofden heeft gegeven, waande ik me er, na al die onpersoonlijke gestalten en vormen van Malevich te hebben gezien, tussen echte mensen, en voelde ik iets van meeleven en mededogen.

[Lees het vervolg: 'De verstopping'.]