Kunst, literatuur als vorm van onderzoek: vandaag kwam ik het voor de zoveelste keer tegen. “(Mijn roman) onderzoekt niet de haat of de wraak, maar de liefde en de begeerte,” zegt een auteur in een vraaggesprek.
Niet eens de auteur zelf, maar de roman onderzoekt: gevoelens. Van wie of wat en waar? Van zichzelf? In zichzelf? Van de auteur? Van mij? Van den mensch? Is literatuur een soort wetenschap?
Wat is dat voor een rare wetenschap die door zo’n roman wordt beoefend of die de roman of zijn auteur geacht worden te beoefenen? Ik kan me er weinig bij voorstellen en begrijp er al evenmin veel van. Het doet me denken aan de vicieus om niets draaiende gedachten in de vigerende onderwijsideologie, zoals die van het “leren leren”.
Ik herinner me van mijn jaren op de kunstacademie de docent die ons opdroeg om allereerst en vooral onderzoek te doen. Naar wat precies bleef voor ons vaag. Maar dat onderzoek, het studieproces telde voor hem (en dus ook voor onze becijfering) zwaarder dan datgene waartoe het leidde - als het al tot iets leidde. Dus schilderden wij, die naar de academie waren gekomen uit en voor teken- en schilderplezier, zo gauw hij zijn rug had gekeerd, gewoon lekker ons ding en zo gauw dat bevredigend af was, fabriekten we er nog ettelijke vooronderzoekstudies bij, een compleet proces met wegen en dwaalwegen, om het geheel uiteindelijk te presenteren alsof het in omgekeerde volgorde was ontstaan. Geen kunstvervalsers waren we, maar onderzoekvervalsers.
In de kunst kun je het beste met onderzoek beginnen als het kunstje al geflikt is. En nog verstandiger is het om dat onderzoek dan aan anderen over te laten, zonder er ooit de resultaten van onder ogen te hoeven zien. Je hebt wel wat anders te doen.