maandag 20 januari 2025

VALSE STREKEN


Valse streken. Ik meen dat ik die benaming heb geleerd van Nico Molenkamp, de door mij zeer gewaardeerde docent schilderen op de kunstacademie. Onder een valse streek werd en wordt niet zoiets bedoeld als een gemene list of grap. Het gaat om het zetten van penseelstreken die qua richting tegen vorm, ritme, dieptewerking, compositie ingaan of ermee wringen zonder daarmee een zinvol effect te beogen en die het werk daardoor plaatselijk iets lukraaks en slordigs geven. Dus juist allerminst een welbewuste, doortrapte schoftenstreek maar veeleer een klunzengebaar.

            Zouden zulke valse streken ook in de literatuur voorkomen? En hoe zouden die er dan kunnen uitzien? Bij recente prozalectuur meende ik er een tegen te komen.

            ‘Toen ik door de laan aan kwam lopen zag ik aan het einde ervan een man staan.’ Ik citeer niet letterlijk, maar zo’n constructie las ik. Dat twee keer 'aan' is al verwarrend en lelijk. Maar het gaat me hier vooral om een valse focus, om de standpuntverspringing door dat ‘aan kwam lopen’, die, zeker gezien de insteek van de vertelling, geenszins beoogd lijkt en op zich ook zinloos is – alsof er in de laan eerst nog een beschouwer (de lezer) moet staan kijken naar de ‘ik’ die eraan komt, alvorens te kunnen of mogen zien wat de ‘ik’ ziet, hoewel de focalisator uitsluitend die vertellende ik zou moeten zijn.

            ‘Toen ik de laan in liep zag ik aan het einde ervan een man staan.’ Simpel en effectief de goede kant op, toch?