– met dank aan Edouard Manet
Twee rozen in een champagneglas
Thuisgebleven van het bruisend
leven
in de binnenstad waar aan het
zink men
klinkend schuimwijn spat en
schaterlacht,
zet je, als was het een
corsage, twee lenterozen,
een gele en een rode, in zo'n
smal glas
en bedenkt hoe door elk der
vers gesneden
stelen het stille water wordt
geheven en zich
zo ten volle pas ontvouwt de
bloeitijdpracht.
Je auto staat in de garage. Aan
de kapstok
hangt je jas. Men zet je
eerdaags een
der voeten af. Je ligt alvast.
Glimlach.
Uit bitterheid noch om een
binnengrap.
Gevlamde tulpen in een glas met draakmotief
De draak is der afgesneden
tulpen hulp.
In China vereerd als brenger
van lenteregens.
Rondom in het glas gegraveerd waardoor
hij
in het frisse water
doorschijnend schijnbaar
aan de stelen der bloemen die
hij leven geeft
verslingerd leeft. Van wat
anders dan van
zijn vuur komt dat openwaaieren
en gloeien
in een luttel uur? Bitterheid
noch wraak kleeft
kennelijk aan deze ontbloeiing.
Ontworteling
blijkbaar is ontworsteling! In
onze harten
vlamt iets op. Alhoewel... De
blaadjes vielen
snel. Drakerig blijft ons
hersenstel.
Witte seringen in een glazen vaas
Als herinneringen
zelfoverwinningen zijn
van het gebeurende, dan zijn
witte seringen
zelfherinneringen,
zelfgeurende. Al voor
hun verleppen en het geelbruin
verkleuren
der nageltrossen zowel als het
water in de vaas
dat gaat staan rieken, ver al voordat
we door verse
sneeuw weer stappen met op onze
wangen blosjes,
of op een van onze handruggen,
aan een slaap
in welk voorjaar de eerste
levervlek ontdekken,
flagelleren met hun aanblik en
geurigheden
we ons het verlangen. O, dat
voortijdig bloeden,
witte seringen, van ons,
bangen!
_______________________
Met één ander woord, andere
regelschikking en niet geïllustreerd verschenen bovenstaande drie gedichten in
de bundel Aangod en de afmens, 1994.