woensdag 3 oktober 2018

OUDE MAN MET WHIPPET


‘Dit ben ik dan, zie ik in het zwartste van de ruit
van een sportkledingzaak, een gebogen grijze man
met een gekromde oude whippet in de stad.
Een dekentje over de immer rillende smalle rug
(van de windhond welteverstaan, ik heb mijn te lang
geworden winteroverjas al aan) tegen de eerste kou
in het oktoberlicht. Het is jaren terug dat hij
niets liever wou dan rennen, een weids veld in,
achter hazen aan, desnoods achter nagemaakte
op zo’n baan waarnaast op fracties van seconden
wordt gewed, zoals je dat op televisie ziet. Nu draag
ik hem elke dag drie keer de steile houten trappen
af en op – aan hoe ik daarbij aan spijlen, wand
en leuning zelf steun zoeken moet kan ik maar
niet wennen –, hoewel hij liever in zijn mand
zou blijven liggen dromen, onder de pendule
die ik heb stilgezet vanwege het tikken dat ik
niet meer aan kan horen en het slaan der uren
waarvan hij is gaan schrikken. Nooit meer springt
hij, ook niet nu het van mij wel zou mogen,
bij me op bed. Ik kocht hem ooit als druk jong
dier omdat ik mijn woning op driehoog anders
niet meer verliet, immers voor alles was het al
te laat, voor nieuwe liefde zowel als nieuw verdriet;
een paar sloffen van Van Haren op de hoek,
een paar van die fotobladen uit de tabakszaak
bij me beneden na een bezoek aan de slijter ernaast,
dat leek afdoende tegen de gedachte aan allerlaatste
pillen. Leven, je moest erom geven om het te willen.
Of dat denkbeeld steek hield vroeg geen jonge hond
zich af, dus was ik praktisch altijd onderweg,
als gehaast, bijna in draf, met hem door de stad.
Het park was bos voor ons, en meer en veld,
en soms gingen we naar zee, wanneer de zon
niet scheen, het waaide en het strand was leeg.
Maar, nee, nooit liet ik hem los. En dat zal ik
ook nooit doen. Dagelijks neem ik hem weer mee.
Kijk, zeg ik steevast voor de sportkledingzaak
zo lang het kan, dat ben je dan, die gekromde
grijze whippet met die gebogen oude man.’

__________________________________

© Huub Beurskens 2018