woensdag 19 september 2018

DE PASSANT



Verboden zou het moeten worden, dat klokgelui over de Singelgracht,
de drie zwarte volgauto’s achter de zwarte limousine met gordijntjes
bedoeld om erachter gestrekt te kunnen liggen, die met zijn vracht nog
wacht tot het gezelschap in gedempt gesprek voor de kerkingang zich
genoeg droef bewogen heeft geacht! Zijn ze daar helemaal van zinnen?
Dat ik, die geen van allen ken, rechtdoor kan noch eveneens kan gaan
staan wachten omdat men zich dan wellicht afvraagt wie dat daar is,
waarna ik ervan verdacht word een ongepast nieuwgierige te zijn,
dat ik daarom even onverwacht als onverdacht rechtsaf moet slaan,
de Beulingstraat in, is het ergste niet, maar – nu word ik echt kwaad –
dat men mij me voorstellen laat dat ik het weleens zelf zou kunnen
zijn die achter de gesloten klep tussen de gordijntjes lig, die overigens
allerminst het beletsel vormen waardoor ik van het gezelschap
voor de kerkingang niemand herken. Maar omdat zoiets niet verboden
worden kan, zou er een passant moeten komen die onverstoorbaar
rechtdoor zal lopen – en zie, als vanzelf staat de achterklep al open,
het deksel van vurenhout is al losgeschroefd, gelicht en – ‘Kom eruit!’
– toegesproken word ik. Als een voorbijganger aan wie niet is af te zien
dat hij een wederopgestane is, zou ik dan over de Singelgracht naar
de Bloemenmarkt wandelen, geen volgwagens die met een lijkwagen
achter me wachtten, geen rouwgezelschap om voor de kerk te staan,
in de zonnige stad was de passant al lang onder alle andere passanten
opgegaan, want dat hier nooit iemand van zou mogen weten had ik ook
van hem verstaan: het klokgelui zou weer klinken, de weg me worden
versperd zonder dat ik ooit nog in de Beulingstraat af kon slaan.