In het kleine volkenkundige en natuurhistorische museum in Mitilini, midden op het eiland Samos, staat in een van de zalen de 'kaplani', de tijger die geen tijger of panter maar een Anatolische luipaard (Panthera pardus tulliana) was en is, en die in de tweede helft van de 19de eeuw overzwom van de Ionische kust.
Het dier is taxidermistisch vreselijk toegetakeld. Waarschijnlijk omdat degene die het opzette nadat het door twee broers was gedood, wat een van hen het leven kostte, er geen benul van had hoe zo'n luipaard er levend behoorde uit te zien.
De Griekse kinderboekenschrijfster Alki Zèi gebruikte het opgezette roofdier in zijn vitrine, waarin hij heel lang in een woning stond, voor haar jeugdboek ΤΟ ΚΑΠΛΑΝΙ ΤΗΣ ΒΙΤΡΙΝΑΣ (De kaplani of tijger in de vitrine) uit 1963, waarin ze in feite verzet aantekent tegen de dictatuur. Het verhaal speelt in 1936. De vertelster, het meisje Mèlia, heeft een volwassen neef, Nikos, die in Athene woont, maar wanneer hij in de zomer weer eens op het eiland is allerlei verhalen weet te vertellen over de opgezette kaplani in de vitrine, verhalen die geen einde lijken te kennen.
Ik heb eindelijk kunnen beginnen met de lectuur van dit boek, niet in het Grieks, want dat volg ik niet, maar in een Franse vertaling.
De vitrine met het opgezette roofdier staat in de salon bij tante Despina, de moeder van Nikos. Tante Despina beweert dat het haar echtgenoot was die de kaplani doodde.
Nikos heeft verteld dat de kaplani werd geboren met een blauw en een zwart oog en dat die ogen om beurten sliepen. 'Wanneer hij zijn blauwe oog gebruikte, was hij lief als een huiskat; hij begaf zich tussen de mensen, hij was behulpzaam en speelde met de kinderen, net als met de kleine dieren in het bos. Maar wanneer hij zijn zwarte oog opende, werd hij woest, dan vernielde hij wat door mensen was gemaakt, en de kleine bosdieren maakten dat ze in hun holen kwamen zo gauw ze meenden dat hij in de buurt was.'
In werkelijkheid denk ik dat de amateurtaxidermist simpelweg geen twee dezelfde passende glazen ogen in voorraad had en dus maar een blauw en een zwart oog gebruikte...
Verbazing bij mij wanneer (p. 30) opeens ook een Nederlander tot het bezoek ten huize van tante Despina blijkt te behoren. De kinderen hebben zich achter de vitrine geposteerd om door het glas heen het bezoek te kunnen gadeslaan. Een van de bezoekers is een man met zo'n luide stem dat de vitrinevensters ervan rammelen en de kaplani er zelfs van lijkt te bewegen. De kinderen noemen die meneer Amstramgram-Pic-et-Pic-et-Colégram. Hij is de consul van Nederland op het eiland. En hij voegt aan alles wat hij zegt toe: 'Maar, moet u weten, in Amsterdam...'
Het dier is taxidermistisch vreselijk toegetakeld. Waarschijnlijk omdat degene die het opzette nadat het door twee broers was gedood, wat een van hen het leven kostte, er geen benul van had hoe zo'n luipaard er levend behoorde uit te zien.
foto: HB
Vooral de kop van de kaplani lijkt nauwelijks nog op die van een Anatolische luipaard:De Griekse kinderboekenschrijfster Alki Zèi gebruikte het opgezette roofdier in zijn vitrine, waarin hij heel lang in een woning stond, voor haar jeugdboek ΤΟ ΚΑΠΛΑΝΙ ΤΗΣ ΒΙΤΡΙΝΑΣ (De kaplani of tijger in de vitrine) uit 1963, waarin ze in feite verzet aantekent tegen de dictatuur. Het verhaal speelt in 1936. De vertelster, het meisje Mèlia, heeft een volwassen neef, Nikos, die in Athene woont, maar wanneer hij in de zomer weer eens op het eiland is allerlei verhalen weet te vertellen over de opgezette kaplani in de vitrine, verhalen die geen einde lijken te kennen.
Ik heb eindelijk kunnen beginnen met de lectuur van dit boek, niet in het Grieks, want dat volg ik niet, maar in een Franse vertaling.
De vitrine met het opgezette roofdier staat in de salon bij tante Despina, de moeder van Nikos. Tante Despina beweert dat het haar echtgenoot was die de kaplani doodde.
Nikos heeft verteld dat de kaplani werd geboren met een blauw en een zwart oog en dat die ogen om beurten sliepen. 'Wanneer hij zijn blauwe oog gebruikte, was hij lief als een huiskat; hij begaf zich tussen de mensen, hij was behulpzaam en speelde met de kinderen, net als met de kleine dieren in het bos. Maar wanneer hij zijn zwarte oog opende, werd hij woest, dan vernielde hij wat door mensen was gemaakt, en de kleine bosdieren maakten dat ze in hun holen kwamen zo gauw ze meenden dat hij in de buurt was.'
In werkelijkheid denk ik dat de amateurtaxidermist simpelweg geen twee dezelfde passende glazen ogen in voorraad had en dus maar een blauw en een zwart oog gebruikte...
Verbazing bij mij wanneer (p. 30) opeens ook een Nederlander tot het bezoek ten huize van tante Despina blijkt te behoren. De kinderen hebben zich achter de vitrine geposteerd om door het glas heen het bezoek te kunnen gadeslaan. Een van de bezoekers is een man met zo'n luide stem dat de vitrinevensters ervan rammelen en de kaplani er zelfs van lijkt te bewegen. De kinderen noemen die meneer Amstramgram-Pic-et-Pic-et-Colégram. Hij is de consul van Nederland op het eiland. En hij voegt aan alles wat hij zegt toe: 'Maar, moet u weten, in Amsterdam...'
Still uit de Griekse verfilming van het boek
Curieus. Ik lees verder.