zaterdag 30 juni 2012

AMSTERDAM VANDAAG 4

Oosterkerk

De Krijtberg vanaf de Leidsegracht

donderdag 28 juni 2012

VALLENDE LUCHTMENS E.A.

Vallende luchtmens - acryl- en olieverf op linnen

Klein poppenspel - acryl op linnen

Herinneringen aan mijn kinderwagen - acryl- en olieverf op linnen

Javaanse maskers en bloemen - olieverf op linnen

woensdag 27 juni 2012

THE OLD MAN AND THE SEA

olieverf op linnen - ntk

zaterdag 16 juni 2012

AMSTERDAM VANDAAG 3

Nieuwe Oosterbegraafplaats

Fens gezien 'vanaf' Breitner

maandag 11 juni 2012

EEN OCEAAN VAN FLESSEN


‘In relation to the future, a poem is like a note sealed in a bottle and thrown into the sea. Writing one is an act of immense, near-irrational hope that an image, a metaphor, some lines of verse and the voice embodied in them will have a long, posthumous life,’ aldus de dichter Charles Simic in The New York Review of Books.

Met de tweede regel kan ik instemmen. Maar uit de eerste regel spreekt een iets te naïef romantische geest.
          Een briefje in een fles, oké, maar die fles vervolgens niet in een zee van water, maar in een oceaan van een en al zulke flessen met briefjes.


MERELS VERTALEN


Onvertaalbare poëzie kan niet vaak genoeg worden vertaald. ‘Thirteen Ways of Looking at a Blackbird’ uit Wallace Stevens’ bundel Harmonium (1931, 1947) is zo’n heerlijk geval: dertien uiterst korte gedichten waarvan elk woord wel dertien keer lijkt te tellen.
          Vertaler Paul Claes vat vrijwel alles aan wat een niet te klaren klus is. Dus ook dit. In een oplage van 126 exemplaren verscheen bij Druksel zijn aanpak van de dertien gedichten, met de oorspronkelijke teksten erbij.
Een hebbedingetje, in de beste zin. Het nodigt uit tot variëren. Het vertaalwerk van Claes is in orde, maar het vertalen, want lezen is bij deze reeks van Stevens, zoals gezegd nooit af. Als betrokken lezer probeer je vanzelf varianten uit, nog andere wijzen om die tekstjes van Stevens te lezen, en daar gaat het allemaal om, lijkt me.
Een paar voorbeelden.

Among twenty snowy mountains,
The only moving thing
Was the eye of the blackbird.
Claes:
Tussen twintig sneeuwbergen
Was het enige wat bewoog
Het oog van de merel.

Ligt het aan mij dat ik die ‘sneeuwbergen’ als veel kleiner zie dan de ‘snowy mountains’? En nu ik er zo bij stilsta, bestaan ze misschien wel alleen maar uit sneeuw, bergen van sneeuw, in tegenstelling tot die Amerikaanse. Hoe en wat dan wél? De vraag doet Stevens’ besneeuwde bergen rijzen.

Al helemaal onvertaalbaar in het Nederlands is nummer twee:

I was of three minds,
Like a tree,
In which there are three blackbirds.
Claes:
Ik had drie dingen in de zin,
Als een boom
Waar drie merels in zitten.

Het eerste regeltje van Stevens is als de vaas van Rubin, het bekende voorbeeld van bistabiele waarneming: of je ziet de witte vaas, of je ziet twee zwarte gezichten, maar je kunt de voorstellingen niet allebei tegelijk zien, wel afwisselend.
De vertaling ervan kiest, waarschijnlijk noodgedwongen, voor slechts één mogelijkheid. De andere mogelijkheid is namelijk gelegen in de interpretatie dat de ‘Ik’ gevormd wordt door, bestaat uit ‘three minds’, zoals bepaalde subatomaire deeltjes bestaan uit drie quarks. En daar blijft het niet bij, want hardop gelezen lijkt dat ‘three’ wel verdacht veel op ‘tree’, de boom die boom wordt door de ‘three’ (tree-)blackbirds die erin zitten.

Ik bespeur trouwens de neiging tot een kortere variant, met eindrijm, van Claes’ derde regel: ‘Met drie merels erin.’
Enfin, mede dankzij Paul Claes heb ik inmiddels alweer veel meer dan dertien keer ‘Thirteen Ways of Looking at a Blackbird gelezen.


ps
En iets zo simpel als dit, waarbij het gedicht zich tevens over zichzelf bezint?
Ik was van drie zinnen
Als een boom
Met drie merels erin.


ps ii
Toch nóg iets. (Als je er weer eenmaal mee bezig bent, kun je er niet gauw meer afblijven.)
Nummer xi:
He rode over Connecticut
In a glass coach.
Once, a fear pierced him,
In that he mistook
The Shadow of his equipage
For blackbirds.

Claes maakt van die eerste regel: ‘Hij reed Connecticut door’. Peter Nijmeijer maakte er eerder (in De mooiste van Wallace Stevens, 2003) ‘Hij reed door Connecticut’ van.
Toch levert dat beide keren weinig zin, want te weinig zinvol beeld op. Merels op de grond meteen onder die koets…?
Beeld en (sprookjesachtige) zin komen er wél wanneer de sprookjesachtige glazen koets wordt gezien als een voertuig dat zich in en door de lucht beweegt, dus over Connecticut heen: naar beneden (dwars door zijn glazen koets) kijkend, dus van bovenaf, kan het dan gebeuren dat die ‘Hij’ de schaduw van zijn equipage aanziet voor een vlucht merels. (Een van de grote verschillen tussen de Amerikaanse en de Europese merels is dat die aan de andere kant van de oceaan in troepen vliegen.)
Dat zou ook een goede verklaring zijn voor het ‘afwijkende’ gebruik van het voorzetsel ‘over’. De glazen koets, aldus Eleanor Cook in A Reader’s Guide to Wallace Stevens (Princeton, New Jersey 2007) ‘travels “over Connecticut” (not “through” or “across”, more usual prepositions).’


Zie ook op Nonnolles: An Other Way of Looking at Stevens

vrijdag 8 juni 2012

ZYKOV BORGESIAANS II


De spiegel – Borgesiaans

Voor de spiegel was ik bang als kind
dat die me een ander gezicht of blind
onpersoonlijk masker zou laten zien
dat vast iets akeligs achterhield. Bang
ook dat de tijd in de spiegel misschien
afweek van de dagdagelijks gang
der mensenuren en binnen zijn vage
denkbeeldige randen rare figuren,
vormen en kleuren mee zou dragen.
(Ik zweeg erover; kinderen zijn schuw.)
Bang ben ik nu dat de spiegel het ware
gelaat van mijn ziel omvat, door schaduw
en schande bezocht, dat onloochenbare
voor God en wie weet voor zijn mensen.


Uitgangsvertalingen: zie vorige Zykov (m.u.v. de Engelse vertaler: in dit geval Hoyt Rogers).

woensdag 6 juni 2012

ZYKOV BORGESIAANS


Evgeny Zykov
De wroeging – Borgesiaans

De zwaarste zonde die een mens begaan
kan heb ik begaan. Ik was niet blij. Mogen
de gletsjers der vergetelheid mij zonder mededogen
meesleuren naar en in het onbestaan.
Mijn ouders verwekten me voor de duur
van het riskante eclatante levensspel,
voor aarde, water, lucht en vuur.
Ik stelde ze teleur. Ik was niet blij. Geen tel
vervulde ik hun vroegste wens. Mijn geest
heeft zich verloren in de tegendraadse symmetrieën
van de kunst, die verstrengelingen van flutfantasieën.
Moed vermaakten ze me. Moedig ben ik niet geweest.
Heb me niet losgescheurd. Altijd is hij aan mijn zij,
de schaduw, makker van die stakker genaamd mij.

*

Uitgangsvertalingen: 'De wroeging', in Jorge Luis Borges, Gedichten, vertaling Robert Lemm, Amsterdam 1980; 'Wroeging', in Jorge Luis Borges, Alle gedichten, vertaald door Barber van de Pol en Maarten Steenmeijer, Amsterdam 2011; 'Remorse', in Jorge Luis Borges, Selected Poems, Edited by Alexander Coleman, vertaling Willis Barnstone, Londen 2000.
Voor de Zykovmethode: zie hier en hier.

maandag 4 juni 2012

WAAR MUREN SCHACHTEN HETEN


In de mijn heten alle muren schachten
Op de maan staan kasten
Waarin tandloze teckels de toekomst voorspellen
Ze voorspellen de toekomst van Wiel Kusters.

Dat zijn regels van de dichteres Delphine Lecompte. Ze heeft het op haar heupen en in haar bol gekregen van de poëzie van Wiel Kusters. ('Tegenwoordig ben ik geobsedeerd door Wiel Kusters. Ik dacht dat hij een dood genie was, maar hij leeft! Hij is een levend genie.')
        Persoonlijk kan ik elke met oprecht respect gebrachte hommage aan het werk en de persoon van Wiel Kusters alleen maar met instemming begroeten. Desalniettemin vind ik dat literatuur geen onzin moet verkopen. En in bovenstaande regels staat gewoon onzin. Daarbij doel ik niet op die kasten op de maan, ook niet op het gegeven dat er in die kasten honden zitten en dat die honden geen gebit hebben en gebitloos in die kasten, op de maan dus, de toekomst van iemand voorspellen. Flauwekul vind ik het wel allemaal, maar iedereen heeft het recht evidente flauwekul te schrijven, en wanneer een bepaald slag dichters en dichteressen daar zijn hart aan kan ophalen en meent er ziel en zaligheid in kwijt te kunnen, vind ik het allemaal best, evenals wanneer bepaalde lezers of luisteraars erbij in katzwijm vallen, hoe weinig raadsels ook aan mij besteed zijn die me voor niets anders dan hun raadsel-zijn stellen.

Bij die fantasietoestand op de maan kan ik me nog wel wat voorstellen. Maar bij de eerste regel lukt me dat totaal niet. In de mijn heet geen enkele muur schacht. Een schacht kan zelf wanden, desnoods ‘muren’ hebben.
Wanneer je in een mijn een muur ‘schacht’ noemt, weet je of niet wat een muur is, of niet wat een schacht is of ben je een beetje van lotje getikt.
Een schacht in een mijn is een kokervormige toegang of uitgraving: ‘schachten vormen de levensaders van de mijn, ze zijn nodig voor ventilatie, personenvervoer, kolen-, stenen- en materialentransport, voor elektriciteit- en persluchtverzorging van het totale ondergrondse bedrijf, voor de aanvoer van water naar de verschillende ondergrondse afdelingen t.b.v. de stofbestrijding en het afvoeren van mijnwater uit die afdelingen (omhoog pompen door de schacht).’
Met andere woorden: je kunt in een schacht afdalen, je kunt je erdoorheen bewegen, iets wat in een muur onmogelijk is.

Op een site waarop van alles en nog wat wordt gesignaleerd dat iets met poëzie te maken heeft, maakt een ‘weduwe van een mijnwerker die 25 jaar in de mijn van Winterslag gewerkt heeft’ er een opmerking over dat in een mijn schachten geen muren zijn.
          De dichteres reageert als gestoken: ‘Dat maakt mij zo uitzinnig: de les gespeld te worden, op de vingers worden getikt!! Alsof ik mij in mijn gedichten moet houden aan verticale en horizontale constructies?!!?? Alsof ik niet gewoon tunnels mag graven en voorspellende gaven mag schenken aan irritante hondenrassen?!! Jezus!’
          De weduwe probeert het daarop nog een keer uit te leggen, maar dat leidt bij de dichteres van kwaad tot erger: ‘En dat jij mij verbiedt over de mijn te schrijven is belachelijk! Stel je voor dat een entomoloog Jan Fabre zou verbieden met kevers te werken?! Ongehoord.’

De vergelijking met Fabre raakt in dit verband natuurlijk kant noch wal. En niemand, ook de mijnwerkersweduwe niet, verbiedt Lecompte te schrijven over de mijnen, en ook niet om te schijven dat daar alle muren schachten heten, net zo min als dat iemand mij zou kunnen verbieden op te merken dat je dan of niet weet wat een muur is, of niet wat een schacht is of dat je een beetje van lotje getikt bent.

Symptomatisch is het intussen wel, deze heftig geëxclameerde verontwaardiging bij nuchtere kritiek op een voor onaantastbaar gehouden, want door de schachten van het allerheiligste privé ondergrondse opgeboerde expressieve associatieroes.
         Waren ze dáár maar muren, zulke schachten.