donderdag 6 november 2008

HAND&BRAINJOB

Op het einde van een kort artikel in het nieuwste nummer van het tijdschrift Yang wordt Elias Canetti geciteerd uit de in een noot vermelde vertaling Het geweten in woorden uit 1984. Het geweten IN woorden? De titel van Canetti’s essaybundel uit 1978 is toch Das Gewissen DER Worte? Heeft hier een dualist al dan niet opzettelijk meteen maar het wereldbeeld van Canetti naar zijn hand gezet?
Alle reden in elk geval om van de noot terug te keren naar het citaat in de tekst, die, misschien op juist dat einde na, op mij was overgekomen als het zoveelste ingesleten, schijnoverzicht van DE ontwikkeling van DE Nederlandse poëzie van de afgelopen decennia; de auteur, Marc Reugebrink, zet weliswaar kritische kanttekeningen bij zulke overzichten van anderen, maar in feite denkt en kijkt hij daarmee zelf opnieuw in noodzakelijkerwijs kortwiekende en beknottende lijnen, ook wanneer hij uitkomt bij dichters die zich, als ik hem mag geloven, niet meer wensen vast te pinnen op programma’s en doelen. Op het einde van zijn artikel wordt echter duidelijk dat hij zijn kritisch schijnoverzicht juist heeft opgezet om zich te keren tegen precies dat kennelijk in DE ontwikkeling van DE Nederlandse poëzie ontstane en nu heersende gevoel van koersloosheid. De essentie van de literatuur, zegt hij, blijft een verlangen. En dan komt hij met Canetti op de proppen.

Op het einde van zijn, in genoemde bundel opgenomen beschouwende redevoering, zegt Canetti dat een schrijver een verantwoordelijkheid moet voelen voor het leven dat zichzelf vernietigt, ‘en men hoeft zich er niet voor te schamen te zeggen dat die verantwoordelijkheid gevoed wordt door mededogen (‘Erbarmen’)’. Er ligt een soort impliciete, persoonlijke wet aan ten grondslag die zegt – en nu citeer ik de Nederlandse vertaling uit 1984 – ‘dat men het Niets alleen opzoekt om de weg eruit te vinden en de weg voor een ieder aangeeft.’ Ik vind dat meerduidige ‘alleen’ (voor ‘nur’) prima, maar ‘bezeichnet’ verliest met ‘aangeeft’ precies dat cruciale karakter van de praktijk van het zetten van tekens. ‘Betekent’ is dan ook een even simpele als adequate vertaling, want die impliceert dat ‘men’ iets betekent in juist, misschien zelfs alleen maar in het betekenen, dat wil zeggen, binnen het geweten niet IN maar VAN de woorden. Als je Canetti’s woorden zó leest, lopen ze ook niet de kans menigeen als ‘dagsluitingsproza’ in de oren te klinken, zoals Reugebrink vreest. Als dagsluitingsproza klinken mij daarentegen zijn eigen slotwoorden in de oren. Voor het schrijven zijn volgens hem ‘als vanouds, veel hoop, geloof en liefde nodig’. Mij persoonlijk althans heeft geen van de drie genoemde deugden ooit mijn zwarte Waterman in de hand doen nemen.

Wat zet me dan wél aan om die vulpen op te pakken en de de dop ervan los te trekken? Met enig gevoel van artistieke, laat staan maatschappelijke verantwoordelijkheid voor De ontwikkeling van De literatuur heeft dat niets te maken. Ik probeer altijd eerst even uit hoe de Waterman schrijft. Onzin! Ik vind dat zetten van betekenisloze krullen die voortvloeien uit het vloeien van de inkt door de spleet van het gouden Parijse pennetje gewoon al meteen lekker… Het gevoel erbij in mijn hand. Of van mijn hand. Wat is het?

Dat vroeg Gottfried Benn zich ook al af. Een aandrang, toevloed, stuwing (‘Andrang’) in de hand, was het volgens hem. En waar kwam die aandrang dan vandaan? Een priapisme in de hersenen, zei hij. Uiteraard bedoelde hij dat als beeld. Priapos, de antieke god van de erectie. Voor met Viagra- en penisvergrotingsspam bestookte naïevelingen is de erectie en zeker de priapistische iets benijdenswaardigs. Maar deze dichter die het had over een priapisme in het brein was zeker op dat terrein alleminst naïef. Van beroep (dichter zijn is echt geen beroep, prozaschrijvers verdienen soms geld met hun boeken, dat is prettig voor die schrijvers maar misleidend voor de beeldvorming van hun praktijk), van beroep dus arts in huid- en geslachtsziekten, deze Gottfried Benn. De man heeft serieuze priapismen onder handen gehad, geloof maar.

Bijzonder pijnlijk, bovendien zeer gevaarlijk, zo’n toestand. Behandeling door de uroloog onder hemodynamische bewaking: adequate pijnstilling (eventueel penisblock) plus eventueel een kortwerkend anxiolyticum (saturatiebewaking!); met 23G-naald met driewegkraan het corpus cavernosum loodrecht aanprikken; zoveel mogelijk bloed aspireren in een 10 ml spuit met 10 ml 1:1.000.000 epinefrine-oplossing het corpus cavernosum irrigeren en zonodig meer bloed aspireren (de oplossing niet achterlaten); na verwijderen van de naald 5 minuten afdrukken. (Bron: AMC, Amsterdam)

Met andere woorden, men moet er zo gauw mogelijk vanaf zien te komen. In combinatie met die ‘aandrang’ in de hand, dringt zich nu natuurlijk het beeld op van een, pleonastisch geformuleerd, zelfverlichtende zelfbevrediging.

The poet as a wanker? Zijn we hier weer terug bij de modernistische misvatting van een dualistische ‘zelfexpressie’? Zoals elke vergelijking gaat ook deze gelukkig uiteindelijk mank. Namelijk precies wanneer ze ruimte biedt voor een volgende vergelijking: die van de dichter als schepper. Van zelfbevrediging komen niet gauw kindjes. Van schrijven komen echter wel teksten, Worte*. Er ontstaat (dat is althans mogelijk) die vreemde, mythisch aandoende ‘Verwandlung’ waar Elias Canetti het in praktisch zijn hele werk over heeft. Als vanuit het Niets, of vanuit zijn onaangename pijnen en zijn prettige stuwingen en aandragen, begint de dichter oog te krijgen voor zijn woorden, voor het gedicht dat bezig is te ontstaan. Met hoop, geloof of liefde heeft dat vooraleerst nog steeds niets te maken. Gaandeweg echter ontstaat er een (caverneus tekst-)lichaam, zo lijkt het, dat een eigen bestaan begint te leiden, dat een eigen geweten begint te krijgen, niet IN zijn woorden, maar als zodanig. Zelfs als die woorden gaan over menselijke wezens die elkaar misvormen en vernietigen: met een verwonderde en, zoals altijd na een daad waarin je jezelf leek te hebben verloren, met een weemoedige blik zie je dan, een weg, een ‘zin’ zowel in als uit het Niets.

Misschien dat je op grond daarvan, als lezer, even iets overkomt van hoop, geloof en liefde?

*Het Duits kent twee meervoudsvormen voor 'Wort': 'Wörter' voor wanneer het gaat om afzonderlijke woorden, 'Worte' bij samenhang van woorden, zoals dankwoorden, redevoeringen, teksten.