zondag 16 februari 2025

MAARTJE EN LALE IN HET OOSTERPARK

 


De meest gestreng lezende en dus verwoed aanstrepende, annoterende, corrigerende  en vraagtekens plaatsende redacteur die zich om een boekmanuscript van mij bekommerde, was Marc Kregting in de korte periode dat hij voor uitgeverij Meulenhoff werkte. Ten faveure van de schrijver en diens tekst. Een redacteur kan niet schoolmeesterachtig genoeg zijn.

            In een recente beschouwing vraagt Marc Kregting (inmiddels bijna zestig) zich af of zijn taalgevoel niet meer helemaal van nu is wanneer hij proeven van recent Nederlands proza onder ogen krijgt, taal en stijl veranderen immers onophoudelijk, waarbij de schrijftaal zich vaak laat dirigeren door het gesproken woord. Misschien is dit of dat wat hij in stilistisch opzicht als gebrekkig of foutief ervaart, in het taalgebuik van de jaren twintig van deze eeuw gewoon correct, in elk geval normaal, zeker voor een jongere garde.

            Kregting licht het een en ander toe aan de hand van enkele citaten, waaronder de volgende zin uit een recente roman van Maartje Wortel (42).

            ‘Het enige wat zich op die camping af en toe aan haar opdrongen waren insecten, teken en muggen, als ze een biertje dronk een wesp of een bij.’

            Hij had in die zin graag ‘en’ ingevoegd, schrijft hij.

            Verder niets? Op die zin is toch veel meer aan te merken!

            ‘Het enige wat zich […] opdrongen’? ‘[…] insecten, teken en muggen’: moet ik dat lezen als ‘insecten en teken en muggen’? Maar muggen zijn ook insecten. Of als ‘insecten: teken en muggen’? Maar teken zijn geen insecten.

            Dat noteerde ik in een reactie (te lezen onder die beschouwing).

            Uit Kregtings respons erop concludeer ik dat er stilistisch nogal wat meer valt aan te merken op dat proza. Op het internet kom ik in een leesfragment van de roman in kwestie onder meer ongetwijfeld onbedoelde griezeligheid en groteske tegen.

            ‘Ze keek naar de hand van de ober, die hij vlak naast haar servet had gelegd,’ lees ik.

            En over dezelfde ober wordt bericht dat ‘ingrediënt na ingrediënt zijn mond verliet’, waarmee bedoeld wil worden dat hij uitlegde hoe de opgediende gerechten waren samengesteld.

            ‘Toch verbaast het me eerlijk gezegd niets over stijlkwesties te hebben vernomen bij Wortel, terwijl Lale Gül, gepubliceerd door dezelfde uitgeverij, er herhaaldelijk op aangesproken werd,’ merkt Kregting op.

            Ja, hoe zou dat komen?

            Laat me een poging tot verklaring wagen.

            Zoals de uitgeefredactie het bij de roman van Wortel kennelijk heeft laten afweten, heeft die dat zeker gedaan bij het proza van Gül. Maar terwijl Wortel hooguit privé en psychisch kwetsbaar is door wat ze publiceert, maar, o paradox, die kwetsbaarheid daardoor als in een monstrans verheft en laat celebreren, waardoor de schrijfster past binnen de eredienst genaamd Literatuur, loopt Gül juist publiekelijk lijfelijk gevaar vanwege haar publicaties. Maartje Wortel kan als ze dat wil na haar boeken gerust rondjes door het Amsterdamse Oosterpark blijven lopen (https://oost-online.nl/maartje-wortel-doorleeft-het-oosterpark/ ), zolang Lale Gül niet levensmoe is zal ze die er niet tegenkomen.

            Gül past niet in het zich voor maatschappelijk correct kritisch houdende literatuurestablishment. Men wil er niet met haar worden geassocieerd. Ze heeft zich aangediend met een inzet en risico die om buitenliteraire, morele stellingname vragen. Het volstaat niet om tegen haar te willen kunnen zeggen dat ze een mooi of artistiek bewonderenswaardig boek geschreven heeft.

            Maar De Literatuur, dat wil zeggen de literaire clique, wil niets anders dan het literaire literair bewonderen, het kunstzinnige kunstzinnig adoreren. Vandaar dat het meer dan goed uitkomt dat er in stilistisch opzicht het een en ander op Güls boeken aan te merken valt, want men wil de vingers niet branden aan Güls vurige stellingname ten aanzien van de cultuur van de islam.

            Vuur, ja, maar dan van het smeulen in een wierookvat. Door stijlkritiek te leveren, als brandmuur op te richten ter bescherming van de eigen parochie – daarbuiten interesseert het niemand een moer –, kan Güls werk buitengesloten en afgedaan worden.

            Tegelijkertijd kan men zich juist volkomen blind houden, of dat zelfs daadwerkelijk zijn in de wierookdampen rond gesacraliseerde auteurs,  tegenover werk waarin een Kregtingterriër druk doende had moeten zijn. (Zie bijvoorbeeld hier en hier en hier.)

            Houdt men in De Literatuur dan helemaal niet van engagement, niet van ontregeling?

            Men is er dol op.

 

VORM EN VENT

 

 

 

Dagelijks neem je dichtertjes de maat,

 

genadeloos voor wie jou niet ontregelen laat,

 

je geeuwt van wie dicht zoals het al eeuwen gaat

 

en met geen nieuw licht verwart de staat.

 

 

Radicaal verander je je leven dan, zet

 

het bundeltje terug op alfabet en maakt

 

kiekjes voor op internet: van dochtertjelief

 

verkleed als snoezige elf van zes, van de poes

 

die met haar teddybeertje slaapt, de kerstboom die

 

is opgetuigd voor het behang waartegen de familie

 

compleet hangt ingelijst, de tafel die al feestelijk is

 

gedekt, van al dat och zo intieme, en van die

 

oliebol met slechts één, minieme krent –

 

of is dat soms je zelfportret?