maandag 17 februari 2025

DAGBOEKROMANSCHRIJVER

  


Soms zet ik fragmenten van de dagboeknotities die een vriend niet alleen schrijft maar ook publiceert, over van de ik- in de hij-vorm. Ik geef hem, dus die 'ik' dan een naam die de zijne niet is, zoals ik ook de door hem gebruikte persoonsnamen wijzig, en maak als het ware een romanpersonage van hem. Om nog eens of des te beter te kunnen ervaren hoe goed hij schrijft.

         Een voorbeeld - welhaast de opening van een roman:

 

Wat houdt hem zoal bezig nu hij alleen thuis is?

            De regen. Het regent. De tranen sluiten hem van de anderen af. Ergens achter de tranen is Corinna, maar de tranen maken haar onvindbaar. Ook in zijn geest is ze onvindbaar – hoe ziet ze er eigenlijk uit, die mooie vrouw van hem? Albert weet dat ze mooi is, maar evengoed ziet hij haar niet.

            Hij gaat naar de woonkamer en van een burgerlijk bijzettafeltje vol fotolijstjes pakt hij zijn favoriete portret op: zijn zoon van zeventien achter de rugleuning van de met rood fluweel beklede stoel waarop diens mooie moeder zit – een studie in uiterlijke gelijkenis. De nog niet helemaal gedroogde klei waaruit dat jongensgezicht is geboetseerd heeft nog iets weeks, iets androgyns, het haar bootst hetzelfde goud na, zijn ogen lijken op dezelfde zee.

            Maar zodra Albert zich omdraait, kan hij zich hun gezicht al niet meer voor de geest halen, de naglans dooft uit en hij is weer alleen.

            De eenzaamheid houdt hem bezig. Zo moet zijn vader zich gevoeld hebben na de dood van Alberts moeder. Hij aanbad haar dwars door haar Alzheimer heen.