Omslagen kunnen armoedig zijn. Ik heb er in
mijn eigen oeuvre helaas zo een. Inspraakmogelijkheden waren er zo goed als
niet en qua omstandigheden op dat moment in 2013 had ik al dan niet terecht de
indruk dat ik blij mocht zijn met poƫzie ergens onder de pannen te kunnen.
Je
ogen stellen onmiddellijk vast dat de vormgever van Hotel Eden praktisch geen kennis heeft genomen (rechtstreeks of via de auteur) van de inhoud van de
bundel, dat hij zich louter heeft laten leiden door de titel. O, een hotel en
de bundel als een soort kamer ervan – zoiets, bij gebrek aan meer
verbeeldingsvermogen en liefde; en op de kamer(deur) hoort een sleutel… Maar
als het voorplat een deur met een slot is, waarom zit die sleutel dan tegen die
deur geplakt? Wat een krakkemikkig vooroorlogs hotel moet dat trouwens zijn met
zo’n simpele klaviersleutel! Bovendien is het sleutelgat veel te ruim voor de
sleutel. En dan die even onsubtiele als onooglijke ‘oplossing’ om de
auteursnaam (in een saai font en noodgedwongen klein) in het sleuteloog en de
titel (idem dito) in het sleutelgat te zetten, het naamvignet van de uitgeverij
negentig graden gekanteld op de steel… De kleur groen is geraffineerd gekozen,
want staat voor het grazige van de tuin van Eden? Kom nou! En die sleutelbaard
suggereert de E van Eden? Ga fietsen. De technische uitvoering van de bundel is
navenant: het papier is te glad en te wit, als je het boekje te wijd opent
breekt de rug.
Jammer. Maar op geheel tegenovergestelde
wijze jammer dan waar vormgever Chris
Vermaas het over heeft op het einde van zijn bericht dat hij me stuurde naar
aanleiding van mijn
vorige mijmeringen, over de vormgeving van Kid:
‘Meulenhoff was
veel werk, het was visueel werk voor taalgevoeligen. Chin-Lien en ik hielden
ook toen al van schrijvers, van hun taal en wat je er mee kan uitdrukken. Daarom
was het voor ons een groot plezier om de inhoud van tekst, van een boek een
geslaagde visuele vertaling te geven. Veel auteurs hadden daar geen of weinig
interesse in, slecht enkelen spraken zich uit over onze voorstellen. Veelal in
vage, of anders kunsthistorische termen om zo een idee of een gevoel te
beschrijven, zoals een emotie die wel of niet, of juist meer of minder
uitgedrukt moest worden.
Op een dag werd mij bij Meulenhoff
gemeld dat alle reeds ingeleverde voorstellen voor een omslag van een
Nederlands auteur door hem waren afgekeurd. Daarbij had hij, in het geval de
ontwerpers er interesse in hadden, aangeboden naar de uitgeverij te komen om
zijn beslissing uit te leggen. De productiemedewerker –niet Bart K*.– stelde
voor om het omslag aan een andere ontwerper te geven, al leek het mij juist
interessant om dat gesprek aan te gaan, om er iets van te leren. Dezelfde
productiemedewerker stelde daarna voor om bij dat gesprek aanwezig te zijn, om
zo de vrede te bewaken.
Dat leek mij niet nodig, was ook
niet nodig want heb met plezier naar jou geluisterd**; ook al die jaren daarna.
Daarom mag je ook niet schrijven: “Ik
mag dat zelf zeggen, meen ik, omdat die vormgeving niet mijn werk was, en omdat
ik iets dergelijks in de commerciĆ«le boekenproductie niet ken.”
Want als ik terugkijk op onze
samenwerking, kwam die voor ons neer op 1) luisteren, 2) verschillende visuele
richtingen uittekenen, waarna 3) schuren
en schaven aan de allerkleinste grafische details. Zo’n detail als op de rug
van KID, waar de linkerzijde van de
stam van de “K” in een rechte lijn doorloopt naar de rechterzijde van de stam
van de “I”; die was je in je aardige beschrijving vergeten.
En, voor zover mijn kennis reikt,
ben jij de enige auteur die daar een oog en ook interesse voor heeft; jij slaat
met groot gemak de brug tussen taal en beeld. Daarom is het ook zo jammer dat
Meulenhoff is verongelukt, dan waren jij, Bart en wij nu vele geweldige boeken
verder geweest.’
_________________
*Bart Kraamer, toenmalig redacteur
bij Meulenhoff, nu uitgever van Koppernik.
** Achteraf gezien en toegegeven: ik
moest gewoon even wennen aan de visie van Office of CC.