dinsdag 5 november 2019

NIMMER GEWILLIG



‘“Wil niet in de box!” riep je tegenstribbelend als kleuter,’
vertelde mijn moeder weer, teerhartig met een lach, ‘zo gauw
je de hekwerkspijlen van de kerkhofgraven zag, maar dat

weet je natuurlijk niet meer.’ Even teerhartig schudde ik
dan van nee, want net als toen in de schaduwen der rode
beuken wist ik sentimenteel: zo doe je je moeder geen zeer.

*

Nimmer gewillig schikte ik me in mijn vaders ‘Goedenacht’,
quasi grillig riep ik onderdrukt gillend in het donker me
zijn stem terug om ervan gewis te zijn dat hij niet stil zelf
voor altijd van me weggenomen was. ‘Pap?’ ‘Is er nog wat?’

Hoewel hij mijn antwoord altijd al wist: ‘Och, nee, niks.’
Hij overleed ’s ochtends, moest ik ver van hem af vernemen
in een nacht die beloofd had zo goed te worden als de dag.

Al dertig jaar roep ik hem mij dagelijks voor de geest.
Maar hoe moet dat dan met die man wanneer ik zelf weg-
gevoerd ben in de nacht om er voorgoed te zijn geweest?