Allereerst dit: het werk van Jeroen Brouwers ken ik nauwelijks, zijn nieuwste roman heb ik niet gelezen.
Dan dit: in een eerder bericht besteedde ik aandacht aan een groot artikel van Jeroen Vullings in Vrij Nederland, aanleiding om benieuwd te zijn naar de consequenties en concrete gevolgen van Vullings’ woorden voor zijn (kritische) omgang met literatuur.
Inmiddels heb ik weer net zoveel interesse in des letterenchefs opinie als in die van een redactrice van Teen Vogue:
Inmiddels heb ik weer net zoveel interesse in des letterenchefs opinie als in die van een redactrice van Teen Vogue:
‘Horlogemakersproza. Zo werden Jeroen Brouwers’ romans ooit betiteld. Daarmee wordt bedoeld: gelaagd proza, waarin de schrijver met noeste vlijt symbolen, betekenislagen, verwijzingen heeft aangebracht. Alle radertjes hebben een fijnmazige functie in de waterdichte structuur, volgens het brouwersiaanse principe: niets bestaat dat niet iets anders aanraakt. Proza van schrijvers die als almachtige goden greep op en controle over hun verhaaluniversum willen houden. Chaos dient uitgeband.
De hoogtijdagen voor zulk door de schrijver zwaar en ernstig beademd proza waren de jaren tachtig van de vorige eeuw. Uiteraard wordt er nog steeds proza geschreven met verscheidene betekenislagen, maar daarin mag de aanlegkabel meer gevierd worden ten gunste van het verhaal, en de schrijver speelt meer met die allusies en lagen – zoals Roberto Bolaño. Het bloedserieuze gelaagde schrijven is passé.’ - Vrij Nederland 31 maart 2011
Ach, Rembrandt was ook passé toen hij De samenzwering van Claudius Civilis schilderde en zijn werk voor het nieuwe Amsterdamse stadhuis werd geweigerd.
(Lees ook Marc Kregting: ‘De door mij beoogde literatuur zal nadruk op haar taalgebruik leggen, maar niet ter “ontregeling”. Ze wil de ideologische premissen van het bestaande oprakelen en dus ook redenaties die leiden tot etiketten als “gedateerd”.’)