zaterdag 22 maart 2008

MENEER VOLMER


Met een schok herinnerde ik me, lezend in Nescio's Dichtertje, een vroeg, wie weet zelfs eerste gevoel van literaire miskenning. Ik vermoed dat ik in klas drie gymnasium van het Venlose Sint Thomascollege zat, toen ik een voor het vak Nederlands geschreven verhalend opstel van de docent terugkreeg met allemaal rode strepen erin. Overal waar ik i had geschreven in plaats van hij en 'm in plaats van hem, had hij de punt van zijn pen genadeloos laten uithalen. Niets had hij ervan begrepen! Natuurlijk wist ik dat 'i' eigenlijk 'hij' hoorde te zijn, maar had de man dan geen enkel gevoel voor mijn creatieve behoefte aan vertelgemak en alledaagse vertrouwelijkheid? Had hij nooit zelf Nescio gelezen en begrepen?

"Kijk, daar gaat 't dichtertje. Toch wel een knap, jong ventje, zoo slank, zoo'n aardig gladgeschoren jongensgezicht, alleen een paar stutten voor de ooren, en zoo verbrand door de zon. Hij groet iemand. Z'n strooien hoedje lichtte-n-i even op van zijn kort geknipte haren. Raar toch, zoo kaal, maar 't was toch vast wel een dichtertje, want God begreep niets van 'm en Potgieter ook niet. En professor Volmer verachtte-nem."

'Quidquid bene dictum est ab ullo meum est.'


Maar we lazen nog geen Seneca. Bovendien was ik bang voor die docent Nederlands. Hij probeerde altijd met stoere verhalen jongens te werven voor zijn zeeverkenners. Zeeverkenners op de Limburgse Maas? Maar Maas, IJsselmeer of Noordzee: ik kon niet eens zwemmen en dat zag hij aan me af, voortdurend, zonder ernaar te hoeven vragen. Volmer zag het aan de manier waarop ik liep, in de bank zat en voor de klas kwam staan om op zijn bevel een gedicht van Jan van Nijlen te declameren.
Ik voel den lust te reizen, te verhuizen,
of schepen fluiten die vertrekken gaan.
Ja, ik kreeg voor mijn declamatie terecht die 3, want aan heel mijn voordracht was af te zien dat ik niet boven kon blijven, dat ik alleen maar kon vallen, dat ik viel en zonk, niet eens spartelend, als een baksteen in de Aalsbeek.
(Wat een om verbetering vragende zinnen bij van Nijlen eigenlijk, met dat 'Lust' & 'voelen', 'voelen' & 'schepen fluiten', 'vertrekken' & 'gaan'...)