– Of hoe de lectuur van een gedicht opeens
finaal kan kantelen. –
Aanvankelijk was ik er helemaal van overtuigd
dat alle kritiek van mijn correspondentievriendin op dat poëziegeschenkgedicht
van Miriam Van hee terecht was. (Zie mijn vorige post.)
Maar toch, toch… Het bleef me bezighouden.
Zo’n rommeltje kon het toch niet zijn wat Van hee had afgeleverd? Andermaal en
nog eens las ik het gedicht.
we brachten de tijd aan het zwembad door
schaduw was schaars, warmte viel zinderend
neer, uit groene, verweerde deurtjes kwamen
kinderen aangestormd in roze badpakken
waarop hello kitty stond, het gaf een vrolijk,
kletsend geluid, ze vroeg me: hoe kan ik vriendjes
maken? ik leerde haar zeggen: ‘je m’appelle’ en dat
ze mee wilde spelen, we keken toe hoe de middag
verstreek, ik stelde een spelletje voor, wat ze
wel wilde maar ze verloor, ze was waar alles
gebeurde, verveling is een vorm van verlangen,
wij vouwden de handdoeken op, kochten
wat er te koop was, een ijsje, een roze rugzak,
in een armband stond haar naam geschreven
Tja, dat zinderend neervallen van de warmte, het uit de deurtjes komen…
Maar plotseling, wie weet bij de vijfde of
zesde keer dat ik het las, gebeurde het dat het gedicht voor me kantelde, dat
ik het eindelijk las en zag zoals het denkelijk geschreven was, dat het op zijn plek viel! Namelijk als
het verslag van een moeder die met haar dochtertje aan een openluchtbad zit, en
dat er andere meisjes, Franstalige, uit de kleedhokjes komen rennen, dat het
dochtertje graag met die meisjes zou willen spelen, maar het niet durft, dus maar
bij haar moeder blijft, de moeder die haar probeert af te leiden zonder dat het
lukt, want het dochtertje blijft met haar aandacht bij die andere kinderen,
haar verlangen om mee te doen wordt niet ingelost, en aan dat gevoel van
groeiende vergeefsheid kunnen naderhand ook geen ijsje, geen nieuwe rugzak nog
iets verlichten, of een armband met haar naam erin, die ze alleen maar aan andere kinderen hoefde te laten zien, integendeel...
Mooi.
En wat vond die in Cap Martin ervan?
‘Merde! Nu zie ik het ook.’