Zo’n twee jaar
geleden publiceerde ik in meerdere afleveringen ‘giftig getikte aforismen’ op
Nonnolles. Enige tijd later besloot ik ze weer van het internet te halen omdat
menig aforisme mezelf door zijn bestaan daar buiten te zeer negatief bleef
emotioneren. In plaats van dat ik er iets mee van me af had geschreven, bleek
dat iets juist nog gespannener dichterbij me te zijn gebleven. Het betrof
aforismen die voornamelijk waren gebaseerd op wat je schrijnende persoonlijke
frustraties zou mogen noemen. Inmiddels heb ik praktisch al die notities in de
kelder opgesloten, waardoor de rest weer de straat op mag.
***
Hij gebruikt zijn roman
als zeepkist en glijdt als schrijver uit.
*
Hoe fijn dat literatuurbeschouwer
X je als schrijver niet ziet staan als je niet achter zijn visie staat!
*
Hij wordt voor de
prijs genomineerd omdat hij zich in zijn boek ‘zo krachtig uitspreekt tegen de
gijzeling van de mens door de mediacultuur’, op voorwaarde van medewerking aan
rond de prijs geplande lezingen en interviews voor krant, radio en televisie.
*
‘Wil iemand nog iets
weten?’ vroeg de dichteres na haar gepassioneerde voordracht.
‘Wat moet ik erin
horen en zien?’
‘U mag er alles in
horen en zien wat u wilt,’ antwoordde de dichteres.
‘Ook niets?’
*
‘Veel van wat
vandaag de dag wordt geschreven is zo vormloos.’
‘Ik dacht dat je je
juist tegen de vorm wilde verzetten.’
‘Inderdaad, middels
de vorm.’
*
Om ervoor te zorgen
dat zijn visie op de hedendaagse literatuur visionair zal blijken, tentamineert
hij zijn studenten over hoe hij in zijn colleges de ontwikkeling in de
literatuur voorziet.
*
Hij kan zijn geluk
niet op als in zijn pas gekochte gezinswoning de baby kraait en zijn vrouw hem
aait omdat hij in de jury afdwong dat de meest ontregelende bundel won.
*
‘Y betitelt je in
positieve zin als “late modernist”. Waarom kijk je dan sip?’
‘Omdat hij “te late
modernist” zal hebben bedoeld.’
*
Onbedoeld
zelfinzicht: de dichteres die zegt haar werk geen ‘poëzie’ te willen noemen
omdat je dan zou kunnen denken dat het ‘iets goeds’ is. Ofwel actuele poëtica:
als het maar niet goed is, dan is het goed. Vandaar dat de meeste actuele
poëzie goed slecht is.
*
Zou gauw
‘ontregeling’ als poëtica in het academische curriculum is opgenomen mag je concluderen
dat het een truc is.
*
Van literatuur lezen
je beroep maken: hoe bestaat het!
Van literatuur lezen
je beroep maken en ook nog beweren dat literatuur je leven zou moeten
veranderen: hoe…
*
Hoe beter de
autobiografie van een schrijver geschreven is, des te arroganter de belediging
van die ontelbare autobiografieën van niet-schrijvers die nooit geschreven worden.
*
Lakmoesproef: welke
autobiografie ik duizend maal liever gelezen zou hebben: die van schrijver A of
die van mijn vader.
*
De schrijver die op
radio en televisie vertelt met zijn autobiografische werk zijn verlegenheid en
angsten te hebben willen overwinnen in plaats van niet op radio en televisie te
komen om zijn verlegenheid en angsten omwille van zijn werk te sparen.
*
Le dérèglement pour le dérèglement.
*
‘Ik heb in mijn
broek gescheten,’ verstaan in plaats van ‘Ik heb een boek geschreven.’
*
Tijdens het
vraaggesprek met de schrijfster van buitenlandse komaf die Nederlands sprak
maar de taal nog niet helemaal machtig was, werd hij getroffen door haar
poëtische uitspraak dat ze haar ideeën haalde van onder de woestijn. Dat zei hij
haar na afloop, waarop ze hem eerst onbegrijpend aankeek om me toen te
corrigeren: ‘Van onder bewoest zijn!’ Iets minder, maar nog altijd niet echt
verkeerd.
*
De verlegen jongen
kreeg op school voor declamatie van een gedicht een onvoldoende en trok zich stil
terug om gedichten te schrijven.
*
Talent en tijd. Als
dichter B nu zeventien was, zou hij nooit dichter worden, zoals Rembrandt in de
tijd van Tracey Enim en Damien Hirst geen beeldend kunstenaar zou zijn
geworden.
*
Meer en meer vrouwen
lezen en schrijven literatuur, maar minder mannen nu vrouwen dit feminine
domein van de man meer en meer voor zich opeisen.
*
‘Ik wil schrijfster
worden,’ zei de bevallige leerlinge tegen de meester.
‘Daar ben jij veel
te knap voor!’
‘Seksist,’ riep ze,
maar niet gekrenkt genoeg om schrijfster te worden.
*
‘Ik bewonder uw werk
zeer. Wilt u eens eerlijk laten weten wat u van bijgaande verhalen van me vindt?’
‘… raad ik u aan uw
kostbare tijd anders te besteden.’
‘Ik heb al uw boeken
in de stortkoker gegooid.’
*
Voor een criticus,
vrij naar Giorgio Bassani: ‘Hoe graag, mijn beste, zou ik je in je ballen trappen,
maar zou je het ook voelen?’
*
Vrij naar Grock en
Max van Emden:
‘Heb een neue
Freund. Kafka ist mein Freund.’
‘Wat zegt u, Kafka
is uw vriend?’
‘Ja, mein vriend.’
‘Kom nou, zeg, Kafka
is dood!’
‘Wieso hij is dood?
Kafka? Nee!’
‘Jazeker.’
‘Warum?’
‘Gestorven.’
‘Wie lang?’
‘Bijna honderd
jaar.’
‘Honderd jaar?’
‘Ja.’
‘Oh! Wie die tijd
vergaat!’
*
Na het verbreken van
een liefdesrelatie of een vriendschap verbrandde hij steevast alle brieven die
hij had gekregen. Ook brieven van literaire vriendschappen? Die meteen. Kreeg
hij daar geen spijt? Jawel. Van de liefdesbrieven omdat hij ze naderhand terug
had willen lezen, van de literaire omdat hij ze niet opnieuw kon verbranden.
*
‘Kunnen wij onze
polemiek niet beter stopzetten?’ Met die woorden begon de brief die een dichter
aan de dichter schreef. Tien jaar lang voelde hij zich verwarmd door deze
onverwachte handreiking en koesterde hij de zo persoonlijke brief. Totdat hij
in een postuum uitgegeven brievenboek de exacte tekst ervan aantrof. Sindsdien
voelt hij zich met terugwerkende kracht door de al lang overleden dichter
verneukt.
*
Al die gestiliseerde
nepbrieven van schrijvers, niet bestemd voor hun zeer geëerde adressanten maar
voor de eer van hun eigen later. Gelukkig leven we niet meer in de tijd van
vulpen en postkoets, en is ‘later’ inmiddels een reële apocalyptische angst of
een naïeve droom. Praktisch ondenkbaar toch dat er over honderd jaar nog zoiets
als een Nederlandse literatuur zal bestaan? Zou een schrijver sowieso niet moeten
werken met het perspectief van een wereld die nog tijdens zijn leven of pal
erna zal vergaan? Waartoe dan überhaupt nog schrijven van romans, gedichten?
Daarom juist, vraagtekenloos: waartoe.
*
‘Y’s verdienste is dat hij de [B-]ramp tot
literair symbool heeft gemaakt.’
Hoe talrijk zijn
zulke uitspraken die je je dom doen voelen omdat ze zo slim klinken, maar die
zo dom zijn omdat ze je niets wijzer
maken.
*
Hij hoorde de door
optredens op poëzieavonden en -festivals gepokt en gemazelde dichter op het
podium verklaren dat dichters nooit met elkaar over het metier praatten, wat
door zijn al net zo geroutineerde collega naast hem net zo zelfgenoegzaam
lachend werd beaamd.
Vanaf toen besloot
hij geen uitnodigingen voor deelname aan dichtersbijeenkomsten te negeren of af
te slaan, maar ze in zijn agenda te noteren om niet te vergeten op welke
tijdstippen hij een extra praatje wilde maken met een buurman, een filiaalchef,
een dierenoppasser, een tuinier, een huisschilder – over hun vak.
*
Hij kan het niet
laten om van tijd tot tijd in een boekwinkel na te gaan of een van zijn
overleden lievelingsauteurs niet toch nog een nieuw boek heeft geschreven.
Wanneer dit niet zo blijkt te zijn voelt hij de aanvechting een boek te kopen
dat hij uiteraard al heeft, een aanvechting die hij niet noodzakelijk wil bedwingen.
*
Hij schrijft liefst
zelf het boek dat hij zou willen lezen.
*
Hij leest liefst een
boek dat hem gaandeweg de indruk geeft dat hij medeschrijver aan het worden is.
*
Er zijn enkele
romans waarvan hij wel tien exemplaren in zijn boekenkast zou moeten hebben staan,
zo vaak heeft hij net weer een ander boek gelezen.
*
Er staan ook gelezen
romans in zijn boekenkast die tientallen jaren hebben moeten wachten op het
moment dat hij ze verrast als voor het eerst las.
(In het besef
hiervan schuilt dat van een van de grote onrechtvaardigheden van de
nagestreefde actualiteit van de literaire dag- en weekbladbladkritiek.)
*
Een schrijver kan
niet veel meer dan imiteren wat hij bewondert. Daarom moet hij drie of vier
zeer uiteenlopende schrijvers hebben wier werk hij adoreert.
*
Erfgoed van zijn
jeugd als arbeiderskind: zijn aristocratisch dedain voor culturele elite. (Of
is het gesublimeerd minderwaardigheidsgevoel?)
*
Hij schrikt ervan
hoe de dichter schrikt van zijn suggestie tot verbetering van een enkele
versregel.
*
Zijn ‘zerk’ in
plaats van zijn ‘werk’.
Was het een Fehlleistung van de toehoorder of van de
geïnterviewde schrijver?
Doet het ertoe?
*
Afwijking als
dekmantel van onvermogen.
*
Afwijking als
verhindering van kritiek.
*
‘Een afwijking is
iets echts,’ hoorde hij de officieel geautoriseerde, want hoogst gelauwerde ontregelingsdichter
op de radio zeggen, ‘want daar kan iemand niets aan doen.’
Wat een beklemmende
onvrijheid, dacht hij geschokt, om echt niets anders te kunnen dan echt moeten
zijn! En wat een pijnlijk schrale troost voor een blinde, een eenbenige, een
hydrocephaal…
*
‘Dat zou nog eens
beroering wekken in een museum voor actuele kunst!’ zei Y enthousiast toen hij
de olieverfstudies naar de natuur van X zag, zonder één ervan langer dan twee seconden
te bekijken.
*
Sinds S (♂)
zich ervan bewust is dat het bij vrouwen seksistisch overkomt en dus slecht
valt wanneer hij ze met ‘lieve’ aanspreekt alvorens hen tegen te spreken,
gebruikt hij dat woord tegenover wie zich er inmiddels wel door laten vleien:
mannen die hij hedendaags politiek correct terecht wil wijzen.
*
Natuurlijke
selectie. Ze joeg eerst met haar verwijten van seksisme de meest zachtzinnige
mannen tegen zich in het harnas om daarna met die machistische klootzak te
trouwen.
*
‘Ik wil niet tussen
mijn gedicht en de lezer gaan staan,’ verklaart dichter O, wiens poëzie alleen
wordt gelezen door wie ervoor heeft doorgeleerd er geen touw aan te willen
kunnen vastknopen.
*
Hakkelend en
stokkend probeert dichter T in een radiovraaggesprek van een uur lang te
verwoorden waarom hij om artistiek ideologische redenen niet aan een vraaggesprek
wil deelnemen en dat dit dus het laatste zou moeten zijn, in plaats van dat hij
stamelend opmerkt: ‘Je hoort toch dat ik er niets van bak’ en nog midden in de
uitzending de studio verlaat.
*
Virtuele nostalgie.
Veertig jaar geleden
dacht hij over de ontvangst van zijn boeken: wacht maar, over zestig jaar en
daarna.
Nu denkt hij over de
ontvangst van zijn boeken: waren ze maar zestig jaar en daarvoor verschenen.
*
Wat erg is:
als je boek
vreselijk slecht wordt besproken door iemand die het vreselijk slecht heeft
gelezen.
Wat erger is:
als je boek
vreselijk goed wordt besproken door iemand die het vreselijk slecht heeft
gelezen.
*
Door romans te gaan schrijven
onder vrouwelijk pseudoniem wilde hij aan de mannelijke blik van de kritiek
ontsnappen – wat lukte – en onder de aandacht komen van de vrouwelijke – wat
mislukte.
*
Ze benutte haar
inleidend praatje bij de presentatie van het nieuwe boek van C om alle
aanwezigen zich uitgesloten te laten voelen van de diepte en hechtheid van haar
vriendschap met de schrijver, inclusief de schrijver zelf.
*
Q’s neiging tot
kitsch vormde het grootste gevaar voor haar artisticiteit. Toen ze dat uit het
oog verloor werd ze de gevierde schrijfster die ze altijd had willen worden.
*
Het land was
geschokt door de zelfmoord van de populaire schrijver, terwijl zijn kompaan van
lang geleden ‘Kijk’ dacht, ‘zo ken ik hem weer.’
*
– Waarom niet juist
schrijven als niemand het zal betreuren dat hij het laat?
– Omdat elke
talentloze dat ook denkt?
– Maar niet elke
illusieloze.
*
Hij zou niet alleen
bij elk werk opnieuw moeten schrijven alsof het zijn laatste is, maar alsof de
wereld vóór de verschijning ervan zal vergaan.
*
‘Schrijvers laten je
zien wie je echt bent door je een spiegel voor te houden,’ leest hij in de
literatuurkatern van een kwaliteitskrant.
Geschrokken vraagt
hij zich af of dit betekent dat hij in zijn leven niet één boek heeft gelezen.
Nee, niet geschrokken. Opgelucht.
*
Er zijn auteurs die
als ghostwriter beter schrijven dan onder eigen naam omdat ze niet beseffen dat
ook onder eigen naam schrijven ghostwriting is.
*
Mensen die niets te
gek is om hun boodschap erin te verpakken, zelfs gedichten of romans.
*
Een boek in een
oplage van duizend exemplaren dat maar door zo’n driehonderd mensen wordt
gelezen.
Een boek in één
exemplaar waar honderd mensen op wachten om het te mogen lezen.
*
Moreel probleem bij
het hekelen van een criticus: de door hem of haar ten onrechte positief
besproken auteurs als collateral targets.
*
Hij werd gevraagd
een lezing van een half uur te houden onder de titel ‘De verdediging van de
poëzie’.
Hij antwoordde dat
hij dat wel wilde wanneer de titel van de lezing zou mogen luiden: ‘De
verdediging van de poëzie, met uitzondering van die van [volgen namen waarvan
het oplezen de toegemeten tijd ruim zou overschrijden]’.
*
Hij heeft de neiging
om als variant op Aafjes’ gewraakte uitspraak van ruim 65 jaar geleden dat de
SS de poëzie was binnengemarcheerd nu te verzuchten dat de slampamperij de
poëzie is binnengeschaffeld.
*
Een college gevende
hoogleraar of universitair docent hedendaagse letterkunde die recensies
schrijft. Een college gevende hoogleraar of universitair docent hedendaagse letterkunde
die een boek publiceert om bepaalde ontwikkelingen van de literatuur te
stimuleren. Een college gevende hoogleraar of universitair docent letterkunde
die deel uitmaakt van jury’s van literatuurprijzen. Een college gevende
hoogleraar of universitair docent biologie die ijvert voor het bewonderen van
de eland, het doodzwijgen van de pika en het uitroeien van de klipdas.
*
De bemoeienis van
literatuurkundigen met wat zij het literaire discours noemen toont hun
onwetenschappelijkheid.
*
In de natuurkunde
volgens de kwantumtheorie kan geen enkele waarneming worden gedaan zonder dat
het waargenomen verschijnsel wordt beïnvloed.
Worden daarom in de
literatuurkunde verschijnselen alvast beïnvloed om ze te kunnen bestuderen?
*
Eerst draagt A haar
gedichten bloemrijk voor om hun kitsch te verbloemen. Dan fluistert H de zijne
welhaast opdat men voelt ‘ja, dit zijn van die ongrijpbaar lyrisch fijne…’. Vervolgens
buldert T zijn verzen in de zaal, want hun wartaal klinkt urgent als kabaal. En
nu raffelt B zijn gedichten brabbelend af, uit spijt dat hij op de uitnodiging
is ingegaan en dat het nu te laat is en hij de ordebevestiger is met een schande
waar alleen hij van wakker ligt.
*
Altijd schrijft
Kortjakje poëzie als cultuurkritiek
Midden in de week
maar zondags niet
Zondags gaat zij
naar de poëzievoorleeskerk
Met haar boek vol
zilverwerk
*
Cultuurethiek. Een
poëzieprijs vernoemen naar een overleden dichter en diens beste dichtervriend
de prijs onthouden.
*
Zelfingenomenheid of
naïviteit?
‘Je vraagt je wel
eens af waar we het aan verdiend hebben,’ noteert dichter R bij een foto van
braaf luisterende mensen bij zijn poëzievoordracht.
Zelfingenomenheid doorzichtig
vermomd als naïviteit.
*
Vrijwillig Limbo:
De folklore van het
Nederlandse Boekenbal voor merendeels niet-schrijvers.
Vrijwillig Inferno:
Een ‘alternatief’
boekenbal met niets dan schrijvers.
*
Bij gesprekken
tussen schrijvers en andere intellectuelen voelde hij zich telkens weer dom en
taalarm en had hij opnieuw het schrijven nodig om te proberen zich van het
omgekeerde te overtuigen.
*
Elias Canetti,
onverbeterlijke meester van het aforisme.
Toch waagt hij het
de meester aan te vullen.
Canetti (1980): ‘Hij
is helemaal gelukkig wanneer hij leest. Hij is nog gelukkiger wanneer hij
schrijft. Het gelukkigst is hij wanneer hij iets leest wat hij nog niet wist.’
Hij (2018): ‘Hij is
helemaal gelukkig wanneer hij leest. Hij is nog gelukkiger wanneer hij schrijft.
Het gelukkigst is hij wanneer hij iets leest wat hij nog niet wist. Het
allergelukkigst is hij wanneer hij iets schrijft wat hij nog niet wist.’
*
Opmerkelijk is niet
dat zoveel mensen kunst maken die sociaal, emotioneel, psychisch ‘anders’ zijn.
Opmerkelijk is dat er sociaal, emotioneel en psychisch ‘normale’ mensen zijn
met een stabiel, geregeld, rationeel gegrond bestaan die kunst maken.
*
Het schrijven van ‘Ugly poetry’: zoiets als stoer alleen
nog op lelijke vrouwen vallen omdat je toch geen mooie kunt krijgen.
*
Hij hoort een kind
tegen een volwassene zeggen dat het ‘wil spelen’ en kan zich niet herinneren
dat zelf als kind ooit te hebben gewild. Vond hij toen al ‘spelen’ een krenkend
woord voor waar hij in opging?
*
‘Je verzet tegen
critici en academische neerlandici. Gooi je daarmee als schrijver niet je eigen
ruiten in?’
‘Als dat zo is heb
ik toch gelijk?’
*
‘Je verzet tegen
critici en academische neerlandici. Gooi je daarmee als schrijver niet je eigen
ruiten in?’
‘Het zijn er van
beide categorieën maar een stuk of drie waar ik me tegen verzet!’
‘Maar dat zeg je er
niet bij…’
‘Kun je nagaan hoe
die drie de hele zaak verzieken.’
*
‘Hoort letterkunde
niet de hoede van de literatuur te zijn?’
‘Ja, maar niet de
voorhoede.’
*
Er zijn twee
categorieën mensen van wie je je afvraagt wanneer ze lezen. Van de eerste omdat
je vermoed dat ze bijna niets lezen. Van de tweede omdat ze de indruk wekken bijna
alles te lezen.
*
Voorwaarde om je literatuurcriticus
te mogen noemen: het constant voelbaar aanwezige diepe besef van de almaar
toenemende hoeveelheid goede literatuur die je nooit zult mogen ontdekken.
*
Zijn beminnelijke
vriend W, een begenadigd waarnemend tekenaar, had in zijn hoedanigheid als
docent aan de kunstacademie bij menige student zo’n zelfde talent kunnen helpen
ontwikkelen, ware het niet dat de leiding dat uit ideologische overwegingen
niet relevant achtte voor het curriculum.
*
Eens dialoogbegin,
nu dialoogeinde: ‘Ik voel dat nou eenmaal zo.’
*
Zich goed kunnen
verplaatsen in andermans beweegredenen en gevoelens: het geldt net zo goed voor
de gevaarlijke psychopaat.
*
Uiteraard kan
literatuur maatschappelijk relevant en van invloed zijn. Maar moet je dan niet
net zo goed als bijvoorbeeld de roman Uncle
Tom’s Cabin, die blijkbaar lezers heeft beïnvloed in hun visie op de
slavernij, bijvoorbeeld de roman The
Turner Diaries noemen die Timothy McVeigh in zijn auto had liggen toen hij
op weg was voor zijn bomaanslag in Oklahoma City waarbij 168 mensen om het
leven kwamen?
*
‘Schrijf jij voor
mannen of voor vrouwen?’
‘Wat een
schrijveronvriendelijke vraag!’
*
Maffiapraktijken.
Zijn visboer wikkelde
de ingepakte moot heilbot nog in een oude krant alvorens hem die in een plastic
zak aan te reiken.
Thuis aan het
aanrecht zag hij de boodschap: zijn doorweekte foto onder de rouwzwarte kop dat
hij als dichter was mislukt.
*
Pakken – naar keuze:
1 ter hand nemen; 2 neuken; 3 te grazen nemen.
Toen criticus Q de
schrijfster niet kon pakken pakte hij haar boek.
*
‘“Criticus Q” –
omdat je zijn naam niet durft te noemen?’
‘Omdat hij van naam
en gezicht zal veranderen zoals hij dat altijd al deed.’
*
Positieve
discriminatie op sociale media.
Sinds de sociaal
kritische literatuurcommentator R de indruk kreeg dat achter debutante C een
mannelijke auteur schuilging, heeft hij haar geen enkel artistiek advies meer
gegeven of haar anderszins iets van zich doen vernemen zoals hij dat geheel
ongevraagd en, vindt ze, allerbeminnelijkst, was gaan doen.
*
Hij leest populair wetenschappelijke
boeken op de manier zoals hij zich voorstelt dat de meesten literatuur lezen:
zonder goed te weten waar hij op zou moeten letten en of hij bedot wordt.
*
Zouden Engelstaligen
minder snel urgency (‘urgentie’)
eisen van literatuur omdat het woord een anagram is van gurney (‘verrijdbare brancard’)?
*
Is hij alleen nog knorrig
over de stand van de literatuur behalve tijdens het schrijven zelf? Moed put
hij uit bijvoorbeeld het feit dat een prille dichteres (en net zo prille Master of Science) De glanzende kiemcel leest, de beschouwingen over poëzie die
Vestdijk veertig jaar voor haar geboorte schreef, en laat weten: ‘Ik stel me
voor dat anderen het mysterie rond poëzie graag intact houden, maar dat lijkt
me even onzinnig als de gedachte dat wetenschappelijke kennis over stuifmeel de
ervaring van de schoonheid van een bloem verpest.’
*
Niet in God geloven maar wel in de goddelijke
inspiratie?
*
Dichter W is in God
gaan geloven om zijn dichtkunst op de proef te stellen. Hopelijk.
*
Maar natuurlijk zijn
er ook altijd enkele dichters die wel in staat zijn een zwenk te maken, denkt
hij op een bank aan het Museumplein nadat hij zich de in feite onzinnige vraag
heeft gesteld hoe de bebouwing tegenover hem er zou hebben uitgezien wanneer
Van Gogh in zijn aardappeletersstijl was blijven steken.
*
Het omgekeerde geldt
ook: leefden we nu bijvoorbeeld tussen 1945 en 1955 dan zou O nooit de X-prijs
hebben gekregen: niet omdat zijn werk dan niet serieus zou worden genomen, maar
omdat hij het helemaal niet geschreven zou kunnen hebben en mogelijk niet eens
dichter zou zijn.
*
Goethe, Schiller,
Hesse, Mann waren kinderen, Hölderlin, Trakl en Kafka stiefkinderen van hun
tijd.
*
Bij de bekendmaking
van de namen van de jury voor de P.C. Hooftprijs 2019 voor verhalend proza
vraagt hij zich af of er bij oeuvreprijzen door de organiserende instantie niet
eerst aan auteurs de mogelijkheid geboden zou moeten worden om zich op grond
van de jurysamenstelling openlijk niet beschikbaar te stellen als kandidaat.
‘Maar dan melden
zich hooguit auteurs af die de prijs sowieso niet zouden krijgen.’
‘Precies daarom.’
*
‘Ach, wie weet
straks nog wie er in de jury zaten,’ zegt de schrijver die onder meer werd
bekroond vanwege het in zijn werk zichtbaar maken van personen achter de façade
van instituties.
*
‘Praktisch nooit
vraagt men zich af door wie de samenstelling van zo’n jury voor een
literatuurprijs wordt bepaald. Alsof het een geest is!’
‘Het is ook een
geest.’
‘Een geest?’
‘De tijdgeest.’
*
‘Toen schrijfster N
het gerucht ter ore kwam dat ze bij de laatste vijf kanshebbers voor de grote
Y-prijs behoorde, publiceerde ze onmiddellijk een smaadschrift over letterkundig
jurylid U en een giftige bespreking van de recente uitgave van romans
schrijvend jurylid V.’
‘Wie was die
schrijfster?’
‘Ze bleek niet te
bestaan.’
*
‘Een schrijver weigert de
nominatie van zijn roman voor de gerenommeerde Z-prijs omdat hij het volkomen
onterecht vindt dat de roman van Y niet eveneens werd genomineerd.’
‘Wie is die schrijver?’
‘Ik weet alleen dat
hij ergens in het sterrenstelsel Messier 51 moet wonen.’
*
Omdat E de
solidariteit binnen zijn beroepsgroep als verstikkend ervoer besloot hij
schrijver te worden.
*
Toen de cultuur een
afslag nam bevond hij zich in de dode hoek.
*
‘Jij hebt makkelijk
praten met je echte beroep en dubbelleven,’ zei schrijver F tegen hem, ‘maar ik
moet het voor mijn sociale contacten hebben van bijeenkomsten met andere
schrijvers.’
Dat raakte hem en
maakte hem droevig, aangezien hij F een sympathieke man vond.
*
Hij nam zich voor de
boeken van zijn medegenomineerden pas te lezen als hij de prijs zou krijgen.
Toch las hij naderhand nog bijna de helft van het boek van de winnaar.
*
Wanneer er niet aan
valt te ontkomen geeft hij, beschaafd als hij is, blijk van zijn reserve middels
een compliment.
Bij filmkunst en
schilderkunst doet hij dat door ‘Mooie kleuren’ tegen de maker te zeggen.
Nu zoekt hij naar
een geschikt equivalent voor de dichtkunst.
Mooie klanken…? Mooie
beelden…?
Of… Ja!
‘Mooi ontregelend!’
*
‘Kunst kan de wereld
doen veranderen.’
‘Nou en? Kon ze de
wereld maar eens niet doen
veranderen!’
*
‘Wat mag ik erin
schrijven?’ vraagt romancier AH aan hem wanneer hij eindelijk aan de beurt is bij
het tafeltje in de boekhandel.
‘Voor AH.’
‘Maar zo heet ik
zelf…,’ zegt de schrijver lacherig.
‘U kan het van mij
cadeau krijgen.’
*
Collectors item: een
ongesigneerde roman van M.
*
De opdracht met handtekening
van de schrijver gaf de roman achteraf toch wel iets ontroerends.
*
‘Daar zou je een
roman over moeten schrijven,’ zeggen zij die weten dat hij een schrijver is zonder
ooit iets van hem te hebben gelezen.
*
‘Wilt u meewerken
aan een vraaggesprek over uw nieuwe roman?’ ‘Graag, als ik de vragen mag
stellen.’
*
Boven de meeste
literatuur (romans, gedichten) waarin de auteur zichzelf als slachtoffer of
gevallene etaleert past de titel Schwalbe.
*
Grumpy
old man.
Wat tegen zijn
kritiek op de huidige ontwikkeling van de cultuur pleit: zijn leeftijd.
Wat ervoor zou
moeten instaan dat hij zich daar niets van aantrekt: zijn leeftijd.
*
Naarmate de krant P
in de loop der jaren minder ruimte voor zijn besprekingen was gaan geven was
hij de boeken die hij besprak sneller gaan lezen.
*
Kwalitatieve reden voor
hem om geen dikke boeken te gaan schrijven: hij steekt in het schrijven van elk
boek evenveel tijd.
*
Hij benijdde T
vanwege alle aandacht voor en het grote verkoopsucces van diens eerste boek
toen hij de prominente aankondiging zag van diens tweede. Totdat hij verbaasd besefte
dat er in de tussentijd zes nieuwe titels van hemzelf waren verschenen.
*
Vrouwen zijn veel
minder herlezers dan mannen, aldus een of ander onderzoek.
Zou dat niet ook
veel zeggen over de herleesbaarheid van romans en gedichten van vrouwelijke
auteurs? vraagt hij zich af.
Weliswaar staan ze
met hun ruggen naar hem toe, maar onder anderen Marianne Moore, Marguerite
Yourcenar, Murasaki Shikibu en Clarice Lispector kijken hem verbolgen aan.
Excuus en nieuwe
poging.
Vrouwen zijn veel
minder herlezers dan mannen, aldus een of ander onderzoek.
Zou dat niet
voortkomen uit de minder intellectuele en romantischere oorsprong en historie
van het ‘vrouwelijk’ lezen en dus een nog te emanciperende zaak moeten zijn?
vraagt hij zich af.
De dames beraden
zich.
*
Over het algemeen
weet hij maar heel weinig wanneer hij aan een boek begint en weet hij opnieuw
maar heel weinig wanneer hij het boek heeft geschreven, waardoor hij het moet
herlezen of opnieuw aan een boek moet beginnen.
*
De ideale lezer? Die
bij de allereerste keer dat hij of zij het boek openslaat meteen met herlezen
kan beginnen?
*
[Trots] ‘Ik heb uw
boek gelezen.’
[Beleefd] ‘Zou ik
het eens mogen zien?’
[Verontwaardigd] ‘U
gelooft me niet? Hier!’
[Ontgoocheld] ‘Er
staat geen enkel potloodstreepje in.’
*
Zijn favoriete
schrijvers moesten niet veel van elkaar hebben.
*
‘Eigenlijk vind ik
het maatschappelijk wel in orde dat V literatuurcriticus is.’
‘Dat mispunt dat
zijn positie misbruikt om schrijvers te paaien of juist door het slijk te
halen?’
‘Stel je eens voor
dat hij zou worden betaald voor het beoordelen van winkel-, kantoor- of
ziekenhuispersoneel…’
*
Wanneer een
schrijver in zijn roman of gedicht het woord hommel of het woord flamingo
gebruikt*, hoort hij op zijn minst te weten dat geen bij wordt bedoeld en dat
die knobbel in een staande flamingopoot geen knie is.
Ook als dat niet
voor het verhaal van belang is?
Wat hebben die
hommel of die flamingo in dat verhaal te zoeken als ze net zo goed een bij of
een anomalie kunnen zijn?
* Variant. Wanneer
een lezer in een […] tegenkomt […].
*
Populair onder
schrijvers: een wonde publiekelijk breed uitmeten in plaats van ze stil te
dichten.
*
Populair misverstand
onder schrijvers: zelf denken te weten waar en wat je wonde is.
*
Niet Franciscus van
Sales, Laurentius van Rome of de evangelist Marcus maar de ongelovige Thomas zou
de patroonheilige van de lezers moeten zijn.
*
H is geen schrijver
maar allegorist.
*
De romans van N worden
niet als belangwekkende literatuur beschouwd omdat men ze niet tot allegorieën
kan reduceren.
*
Voor het lezen van
een werk hoeft hij van geen enkele schrijver te weten waar en hoe zij of hij
woont, behalve van een links geëngageerde.
*
Wat redigeert die M
toch vreselijk goed en wat schrijft hij zelf toch beroerd!
*
X en Y schrijven hun
boeken doordat er in hun ouderlijk huis veel boeken stonden. Z schrijft zijn
boeken omdat er in zijn ouderlijk huis geen boeken stonden.
*
Die vele o zo
betrokken bewonderaarsreacties in de kranten en op de zogenaamde sociale media
naar aanleiding het overlijden van dichter en schilder A lijken het
onbegrijpelijk te maken dat er van zijn poëziebundel W die twee jaar geleden verscheen, niet minstens een paar duizend
maar amper driehonderd exemplaren werden gekocht.
*
Kwadratuur van de kitsch:
ervan worden beschuldigd kitsch te maken en erop reageren door te beweren dat
je dat bewust ter eigen bewustmaking doet.
*
Kanttekening bij poetry slam en aanverwante
cultuurverschijnselen: dichters die elkaar persoonlijk eerder en beter leren
kennen dan hun nog te maken werk.
*
De beroemde
schrijver die publiekelijk laat weten niet meer te zullen schrijven is even
potsierlijk als de onbekende want nog niet schrijver die publiekelijk zou
willen laten weten te gaan schrijven.
*
- Waartoe het
schrijven van al deze nogal bittere semisyllogistische notities? Veel fiducie
in hun uitwerking schijn je niet te hebben.
- All work and no play makes Jack
a dull boy.
*
Gombrowicz: ‘Al die
discussies over de roeping van de schrijver om te strijden tegen de leugen,
over zijn rol als ontmaskeraar – terwijl ze heel goed weten dat ze maar wat
kletsen in ruil voor de reis die hun is aangeboden. En ze weten dat iedereen
weet dat ze het weten! Een courtisane heeft eens tegen me gezegd: “Iedereen
verkoopt wat. Ik verkoop mijn lichaam.” Maar zij hield tenminste geen referaat
over de Authenticiteit als Fundament van de Ontwikkelingsperspectieven van de
Cultuur.’
Akkoord, op één detail
na. ‘En ze weten dat iedereen weet dat ze het weten’ zou moeten zijn: ‘En ze
weten dat iedereen zou moeten weten dat ze het weten.’
*
Voorstelbare
onvoorstelbaarheden.
– Een toehoorder die
de voordracht van een dichter onderbreekt met de vraag of hij de vorige twee
regels nog eens zou willen herhalen omdat hij werd afgeleid door de
onuitgeschoren nek van de persoon voor hem of de spitse damesknie naast hem.
– Een toehoorder die
de voordracht van een dichter onderbreekt met een zinvolle suggestie ter verbetering
van versregels drie en vijf.
– Een dichter die
een vrijwilliger onder zijn toehoorders vraagt om zijn gedichten op het podium
te komen voorlezen om zelf diens plaats in de zaal te kunnen innemen of, beter,
de zaal te verlaten.
– Een dichter die
zich ervoor schaamt zich er niet voor te schamen zich als dichter te laten
presenteren.
– Een dichter die
wordt aangekondigd als bakker en er niets van bakt omdat er niet alleen geen
oven op het podium staat, maar zelfs water en meel niet op zijn lessenaar
voorhanden zijn. Een bakker die wordt aangekondigd als dichter en applaus oogst
voor het declameren van zijn recepten voor kersenschuimtaart en petitfours met
cappuccino.
– Een dichter die
niet wilde ingaan op de uitnodiging om uit eigen werk te komen voorlezen, zijn
poëzie die in de zaal waar hij niet optrad een staande ovatie ontving.
*
Franz Kafka las
meerdere keren in de kleine, besloten kring van vrienden en kennissen uit zijn
verhalen voor en moest daarbij steevast om zijn eigen teksten lachen.
Je het proces
voorstellen van hoe Kafka het podium op moet voor een volle zaal waarbij hem
het lachen voor eens en altijd vergaat.
*
Kafka miskennen door
zijn werk onnavolgbaar en dat van bepaalde anderen na hem kafkaësk te noemen.
*
Niet eerder in de
menselijke geschiedenis was de individuele mens in en door zijn eigen cultuur
zo snel ‘achterhaald’ als heden. De artistieke avantgardisten voelden dat
gebeuren en probeerden zelf voorop te lopen. Een vrij onnozele gedachte en navenant
hopeloze poging om een rol van belang te spelen bij het bepalen van de koers
van de ratrace, zoals een eeuw later blijkt, al wenst nog lang niet iedereen
dat in te zien.
*
In het door de
culturele conjunctuur achterhaald zijn ligt de enige mogelijkheid tot artistieke
vrijheid, mits je dit achterhaald zijn niet verward met teruggrijpen en terugvallen.
*
‘Vernieuwing’ als
criterium heeft van de kunstkritiek beunhazerij gemaakt.
*
‘Vernieuwing’ als
criterium maakt van veel hedendaagse poëzie beunhazerij omdat vernieuwen niet
als discipline te leren is.
*
In de vorige notitie
is poëzie inwisselbaar voor beeldende kunst.
*
Hoe zou het komen
dat in het proza de graad van ‘vernieuwing’ en ‘experiment’ al lang niet meer
de beoordelingsstandaard vormt, maar dat in de poëzie juist wel doet? Misschien
onder meer door de funeste misvatting dat poëzie ‘gevoeld’ moet en niet
‘begrepen’ mag worden?
*
‘Vernieuwing’ zou
alleen een door (kunst- en literatuur)historici te hanteren term mogen zijn in
studies over bewegingen van minimaal anderhalve eeuw geleden. Rembrandt
vernieuwde (een deel van) de schilderkunst pas wezenlijk in de negentiende
eeuw.
*
Schrijver A
beschouwt heel het leven als fictie. Vandaar dat hij er geen been in ziet feitelijkheden
te verdraaien. Het is voor hem te hopen dat hij nooit oog in oog zal hoeven
staan met een dubbelloops geweer van waarachter na de ontgrendeling de
keuzevraag ‘Feit of fictie?’ klinkt.
*
‘Maar hij is
eigenlijk een prozaïst.’ ‘Hij is en blijft een dichter.’ ‘De essayistiek is
zijn fort.’
Niets zo gemakkelijk
in een jury als om een auteur opzij te schuiven die meerdere literaire
disciplines beoefent, en wel telkens met een oordeel dat hem voor een andere
discipline juist bijzonder prijswaardig zou maken.
*
Wat heet breuk? Wat
heet contemporain?
Picasso die zich op
zijn vijenzeventigste uitvoerig bezighoudt met een schilderij van een vijfenvijftigjarige
(Vélasquez) die meer dan tweehonderdtwintig jaar voor de geboorte van Pablo
overleed.
Picasso die zich op
zijn tachtigste uitvoerig bezighoudt met een schilderij van een vijendertigjarige
(Édouard Manet) die overleed toen Pablo nog geen twee jaar oud was.
*
Bij wijze van hart
onder de riem stuurde iemand hem dit citaat van Octavio Paz: ‘Het idee “moderne
kunst” komt voort uit het idee “kunstgeschiedenis” – allebei bedenksels van de
moderne tijd die er samen mee zullen verdwijnen.’
*
Intussen stelt hij
vast dat in deze tijd en contreien ten opzichte van de kunst het verschil
tussen ‘linkse’ en ‘rechtse’ politiek is dat het de linkse is die zich middels
agendering, subsidiëring en programmering ingrijpend bemoeit met inhoud, vorm,
richting en doel, lees: ‘innovatie’ van de kunst.
– ‘Moet je je daar
als kunstenaar niet tegen verzetten, ook als je eigen maatschappelijke opvattingen
deels “links” zijn?’
– ‘Nee, dan
uiteraard niet, gekkie!’
*
De voorgesneden kaas
heeft alweer een nieuwe, innovatieve verpakking en sluiting. Volkswagen heeft
de Automotive Innovation Award gewonnen voor meest innovatieve autofabrikant.
De nieuwe IPhone-modellen krijgen een innovatieve dieptecamera aan de voorkant.
De supermarktketen heeft een innovatieve wijze van afrekenen geïntroduceerd die
menselijke kassières overbodig maakt. Kunstenaar L wordt geen overheidssubsidie
meer toegekend omdat schilderen met kwast en verf niet innovatief is. De
toekenningscommissie voor kunstsubsidies bestaat uit lieden van antikapitalistische
signatuur.
*
Taalzuivering. Het
woord ‘jaknikker’ verbieden vanwege racisme.
*
Wereldvermaard kunstenaar
F kwam tot de beste concepten voor kritische verbetering van de wereld middels zijn
kunst tijdens een verblijf van € 800 exclusief per hotelnacht in een van de twintig
Arabische landen met het laagste inkomen per hoofd van de bevolking.
*
Hunkerend visioen.
In de trein zitten en iedereen in de coupé zien zitten kijken op en vingeren
over zijn digitale scherm, waarbij iedereen ook telkens weer aandachtig opkijkt,
naar het landschap buiten of naar een medepassagier, naar een jas aan een haak,
naar een tas of koffer, naar een aangegeten broodje kaas naast een beker
koffie, en de conducteur zien komen die in plaats van digitale vervoersbewijzen
een keur aan Hockneyaanse iPadtekeningen onder ogen krijgt.
*
Uiteraard hoeft een
kunstenaar in zijn privéleven geen heilige te zijn, althans zolang hij niet
middels zijn werk zichzelf als heilige presenteert.
*
Bescheidenheid wordt
nogal eens verwisseld met gebrek aan zelfovertuiging, zoals het blijk geven van
zelfovertuiging nogal eens wordt verwisseld met het hebben van een sterke
persoonlijkheid.
*
Allergieën om te
koesteren:
- voor de dichter
die zijn verzen publiekelijk voorleest met zo’n zachte, intimistische tongval
en bedachtzame dictie dat je ‘Scheer je weg, griezel!’ zou roepen wanneer hij
dat in een steegje tegen jou alleen zou doen.
- voor toehoorders
van zo’n dichter die het, ondanks dat ze hun ogen gesloten houden, aan
verbeelding ontbreekt om zich de ranzigheid voor te stellen bij wat ze als het
rondzingen van schoonheid en gevoeligheid menen te moeten ervaren hoewel ze er
inhoudelijk geen snars van begrijpen.
- voor wie zegt dat
deze dichter ‘literaire schoonheid ademt’ zonder op ademafstand van hem te
hebben hoeven staan.
- voor de dichter
die quatsch verkoopt als ‘peilloos koele netten’, het ‘ritme van de ziel’,
‘plooien in het spreken’ aan poëzieliefhebbers die het onbegrijpelijke voor het
ongrijpbare houden.
- voor wie zegt dat
je poëzie niet hoeft te begrijpen.
- voor
poëzieliefhebbers.
- voor poëzie, zoals
voor het allermeeste dat als kunst bedoeld is.
*
Hij wist intuïtief
wat de indicatie zou zijn om te stoppen met het schrijven van poëzie: het
moment waarop hij zich er eigenlijk niet meer voor zou schamen.
*
Dichter Y voert de
gedichten van Rilke aan als grote inspiratiebron. Als je vervolgens diens eigen
poëzie leest, vraag je je af of je soms een uitgave van Rilke’s gedichten met
volstrekt andere gedichten in huis hebt.
*
Boude stelling? Wie
de knipvliezen van de panter in Rilke’s gedicht ‘Der Panther’ niet ziet, heeft
gedicht noch panter gezien.
*
Vele filosofen zijn
des dichters dood. Hij weet niet meer zo gauw wie dat zei, maar wel meteen op
wie het slaat.
*
Wanneer auteurs
eindelijk de positie hebben bereikt om breed publiekelijk verantwoordelijkheid
voor de ware aard van literaire kunst op zich te kunnen nemen en die uit te
dragen, zijn ze daar meestal gekomen door af te leren daar nog echt om te
malen.
*
Natuurlijk speelt
persoonlijke rancune een rol bij zijn zinloze charges tegen het artistieke
establishment. Stel je voor, anders was hij een nog kleinere muis en nog een
grotere minkukel!
*
‘Je zou er dus
liefst zelf toe behoren, tot die beroemdheden.’ Wanneer iemand hem dat zegt,
weet hij welk vlees hij in de kuip heeft.
*
‘Schrijf jij dan
niet voor zoveel mogelijk lezers, voor een publiek?’
‘Ik schrijf, zo
intiem mogelijk, voor één of hooguit enkele individuele lezers die ik in vertrouwen
neem. Zolang het publiek louter uit hen blijft bestaan, schrijf ik voor een
publiek.’
*
Enige zin van
literatuur: eruit kunnen vertrekken om weer in de wereld te zijn zoals je erin
was zonder van het bestaan van literatuur te weten?
*
‘Was ik maar van
begin af aan niet zo verlegen en sociaal-cultureel terughoudend geweest…’
‘Maar dan was je
wellicht geen schrijver geworden.’
‘Dat bedoel ik.’
*
‘Volgens mij gooi
jij je eigen ruiten in.’
‘Heb ik dan
sponningen? En muren? Een huis…? Waar?’
*
Variant:
‘Je gooit je eigen
ruiten in!’
‘Maar met voldoende
overtuiging, vind je hopelijk?’
*
Een tweede, derde of
vierde ‘Kafka’ zal er beslist niet meer komen. Niet omdat niemand meer iets
evenwaardigs zal kunnen schrijven, maar omdat er geen tijd meer zal komen die
dat wil en kan ontdekken.
*
Gelukkig is hij als
schrijver nauwelijks geïnteresseerd in symboliek. Vanochtend werd hij bij het
oversteken op een haar na geschept door een vrachtwagen van het Centraal
Boekhuis die hopelijk ook enkele exemplaren van zijn net verschenen boek
vervoerde.
*
Samen met
succesauteurs die hij persoonlijk kent dweept successchrijver Q graag met
schrijvers die weinig of geen weerklank vonden in hun tijd.
*
Zou een bepaalde
mate van besef van wezenlijk ongelukkig zijn voor een auteur een voorwaarde (hoewel
allesbehalve een garantie) zijn voor het kunnen maken van interessante
literatuur? Zou het zich wezenlijk ongelukkig voelen in de hedendaagse
Nederlandse literatuur daar dan ook bijhoren? Nee, dat in geen geval, want dat
zou niets anders zijn dan een er logisch uit resulterend bijverschijnsel.
*
Repliek op de voorgaande
notitie: ‘En toch wordt men ook daardoor weer persoonlijk misvormd.’
*
Paradoxale opgave
van kunst: zichzelf als kunst bij waarlijke beschouwing ‘als kunst’ doen
vergeten zonder daartoe de eigen kunstmatigheid te verdoezelen.
*
Duchamp poneerde bij
wijze van antiburgerlijk schokeffect een pisbak in de burgerlijkheid van het
museum. Dezelfde burgerlijkheid zal honderd jaar later net zo geschokt zijn
wanneer het museum die pisbak eindelijk bij de vuilniscontainer zet.
*
Valse argumentatie,
in zowel de betekenis van foutief als van gemeen (en vervuild): ‘De kunst die
jij afvalt zou door de nazi’s ontaard zijn verklaard.’
*
‘Ontaarde’ kunst
willen maken: hoe pervers kun je na Auschwitz zijn?
*
De nazi’s (net als
de machthebbers en hun aanhangers in andere dictaturen) hebben zo’n zeventig
jaar geleden met hun afbeeldende kunst de afbeeldende kunst in discrediet
gebracht. Waarom laat men dat nog steeds gebeuren?
*
Duchamps pisbak (of
flessenuitdruiprek) met frisse ogen zien: wie kan dat en wat zie je dan behalve
een pisbak (of een flessenuitdruiprek)?
*
Vanaf het moment dat
kunst alleen uit het stellen van een daad bestaat, hoort ze als alle menselijke
daden hooguit nog in de geschiedenisboeken thuis.
*
‘Actuele’ kunst
willen maken? Alsof je ooit anders dan actueel zou kunnen leven!
*
Toeristische
barbarij. Hij zat op een openbare bank aan het Museumplein te tekenen naar de
aanschouwing, toen een stel dat het had over ‘the overwhelming Rijksmuseum’ dat zojuist was bezocht, zo pal naast
hem kwam zitten dat hij zijn tekenarm niet meer kon verroeren.
*
Hij zat op een
openbare bank aan de noordkant van Het IJ te tekenen toen een dame vriendelijk
vroeg of ze stil links naast hem mocht komen zitten om te zien hoe hij dat
deed.
‘Wat je nu tekent
terwijl het langskomt is een zogenaamd beunschip,’ zei ze.
Toen zijn tekening
af was praatten ze nog een tijdje door over het feit dat ze blij was zo aan het
water te wonen waar ze dagelijks de schepen kon zien varen na de dood van haar
man, met wie ze haar hele werkzame leven op de binnenvaart had doorgebracht, en
toen ze beiden opstapten scheurde hij de tekening voor haar uit zijn
schetsboek, waarna hij er pas echt tevreden over was.
*
Het voordeel van
dubbele getalenteerdheid: met de voortbrengselen van het ene talent in de
openbaarheid kunnen treden en die van het andere in particulier bezit kunnen
houden. En dus…? Bij het ene beseffen waarvoor je het bij het andere doet en
vice versa. Hoe bedoel je? Beseffen het publiek niet nodig te hebben om het
niet te vergeten.
*
Het grote nadeel van
het feit dat studenten op de allermeeste kunstacademies niet meer klassikaal
naar model of stilleven tekenen? Dat ze niet meer leren al doende zelfstandig
‘retinaal’ waar te nemen? Ook. Maar vooral: dat ze het elkaar niet meer al
doende zien doen.
*
Een schrijver die
geheimzinnig doet over zijn schrijfpraktijk heeft meestal een gebrek aan geheim
te verbergen. Een schrijver hoort niet te weten dat hij een geheim heeft als
hij er een heeft.
*
Openheid van
schrijfzaken is vaak het meest ver te zoeken bij auteurs die met hun werk
pretenderen verborgen zaken aan het licht te brengen.
*
Toen J niet meer aan
V vroeg hem bij zijn schrijfwerk op de vingers te kijken was het voorgoed
gedaan, niet alleen met hun vriendschap maar ook met dezelfde richting van hun
artistieke wegen.
*
Kan het dat een
liefde de stijl van schrijven van een auteur aantast?
– Ja, dat kan, want
anders is zijn liefde niets waard.
Kan het dat de stijl
van schrijven van een auteur zijn liefde aantast?
– Ja, dat kan, want
anders is zijn stijl niets waard.
*
Mensen die eraan
twijfelen of ze wel in staat zijn goede literatuur goed genoeg te kunnen lezen
hoeven slechts aandachtig enkele boeken te lezen die in de krant zijn besproken
en de betreffende besprekingen na de boeklectuur te lezen om ervan overtuigd te
raken beter te kunnen lezen dan degenen die ervoor betaald werden.
*
Veel lezers spreekt
het niet aan dat een literair boek moet worden aangesproken.
***
©
2020 Huub Beurskens