Nooit was ik in de vallei van de Tillingham
en sinds vandaag pas weet ik waar die ligt,
wat een schande lijkt aangezien mijn vriend
die me erover schreef vanuit waar hij woont
er praktisch uitzicht op heeft en, stel ik me
voor, welhaast als een prerafaëliet er
schapen
grazen ziet waarbij hij zich afvraagt hoe
lang
een tafereel lieflijk als dit nog te zien zal
zijn
zo gauw de beschaving het eten van dieren
als amoreel is gaan beschouwen. Aan vrouwen
moet ik denken, nee, excuseer, aan een doek
van
William
Holman Hunt, The Hireling Shepherd,
midden negentiende eeuw, nu in de Manchester
Art Gallery, waar, stel ik me voor, er in de
zaal
spandoeken voor worden gehouden, niet tegen
het gebloei en gefladder, noch tegen de
schapen,
hoe ook in de kudde twee rammen hun koppen
tegen elkander stoten, en kijk die belhamel
daar,
de beek over, bij het oogstgele graan
(heuvelop is
het al gedaan) –, maar vanwege hoe Hunts herder
naar Hunts jonge herderin…, hoe Hunt haar zich
zo door hem benaderen laat: male gaze! male gaze!
Liefhebber van kijken naar prerafëlieten ben
ik net
zo min als van op visite gaan (zoals u al
begreep),
maar, sorry, van de weeromstuit houd ik van
al dat
gedetailleer, alle prefreudiaanse symboliek, gebrek
aan clair-obscur, effen schildertechniek en
van die
mannenblik. Wist u dat in Hunts tijd dit werk
hoon
ontving wegens de afbeelding van ‘plat volk van de
grofste soort’? Ach, moraal en kunst, leven en moraal…
Ooit wachtte ik thuis braaf op mijn vriendin
van toen,
die met een andere vent het weekend in was
gegaan, ze
was immers van en in haar eigen lijf de baas,
nietwaar,
maar van mij maakte ze een gekwelde kluns,
besefte ik
pas veel te laat. Waarom vertel ik nu dit?
Nooit was ik
in de vallei van de Tillingham, maar ik
stel me voor
dat er in het oevergras een jongen aan een
meisje zit
en mijn vriend er met zijn hond aan het
wandelen is
(een bordercollie uiteraard), terwijl ik hier al denk aan
de Shepherd’s Pie over drie uur bij The Red Lion op de dis.
voor B.B. ©
H.B. - eerste staat, 13.01.2020