donderdag 23 november 2017

RUDI LOVES TRACEY

Verbijsterd word ik door allerlei fenomenen in de trendy wereld van de hedendaagse kunst al lang niet meer, verontwaardigd raak ik er steeds weer door.
            In De Groene Amsterdammer van deze week (jrg. 141, nr. 47) heeft Rudi Fuchs het over een penseelschildering of -tekening van Tracey Emin. Hij is er nogal lyrisch over. Volgens hem is ‘elke lijn of verknoping van lijnen […] een samenvatting of afkorting van wat ze wil uitdrukken. [– Wat staat daar eigenlijk?] Het lijken rommelige lijnen, gevlekt en geveegd, maar naarmate je meer van die stenografische bladen ziet, raak je gewend aan hun eigenaardige uitdrukking.’
            Ik laat hier een detail zien van een screenshot (van mijn eigen pc-scherm) van het betreffende Groene-stuk online, simpelweg omdat zo nadrukkelijk het copyright onder het plaatje staat vermeld en ik de jongens en meisjes van de internationale kunsthandel voor geen cent vertrouw:

Ik vind het een rommeltje, gemaakt door iemand die absoluut niet kan tekenen. Maar voor Rudi Fuchs is het ‘een wonderlijk teder blad.’
            ‘Als je er in die modus naar kijkt, die van de tederheid als sentiment, zie je’ zegt hij vervolgens… Ja, zo lust ik er nog wel een paar! Als ik in de modus van filatelist in een vuile onderbroek kijk, zie ik een fraai eerstedagsstempel…
            Maar in die ‘modus’ dus, zie je, aldus Fuchs, ‘dat we van bovenaf op een bed kijken – alsof je ernaast staat.’ Ik vraag me af of je daar die of welke andere emotionele modus überhaupt voor nodig hebt. Daarbij word ik overigens lichtelijk afgeleid door het retorische trucje je > we > je.
            Vervolgens heeft hij het over ‘de vorm van het zachte witte volume’, de ‘zachtgrijze donkerte’ eronder en het effect ervan. Om tot de conclusie te komen: ‘Dit was een doodsbed. Wie daar ligt is de moeder van Tracey. Een stille ontslapene die stilte achterlaat. Ze is eerder dit jaar gestorven. In deze afscheidsbrief beven de lijnen daarom van tederheid. Midden op het toegedekte lichaam ligt een boeketje bloemen dat in lijnen getekend is die wel fris gekruld zijn.’
            Ik inspecteer het beeld nog eens nauwkeurig, maar ontdek geen aanwijzing over de ‘afgebeelde’ noch over de datum van een gebeurtenis. Een gelaat is beslist niet als gelaat herkenbaar. En dat boeketje ‘bloemen’? Wellicht dat die in een lichte tint geflanste krullen bloemen moeten voorstellen, maar wat zijn dan die dingen die met haast zwarte contourlijnen zijn aangeduid? Waarom heeft Fuchs het dáár niet over? Misschien omdat hij er in zijn modus ‘van de tederheid als sentiment’ blind voor is? Mij doen ze denken aan een orgaan of aan stukken van organen…, alsof iets wat binnen in dat bedekte lichaam hoort, er bovenop is gelegd. Dus wel weten dat de moeder van de kunstenares zus en zo, maar uitgerekend dit onbesproken laten.

Dat is allemaal nog tot daar aan toe. Rudi Fuchs kent Tracey Emin natuurlijk persoonlijk en privé, dus hij weet van alles van haar wat mij volstrekt onbekend is. Rudi Fuchs was van 1993 tot 2003 directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum. Een van de laatste grote exposities onder zijn hoede in dat museum had als titel ‘Ten Years Tracey Emin’. Fuchs schreef zelf de tekst voor de catalogus. Hij schafte voor het museum ook een werk van haar aan, op de site van het SM te vinden onder ‘aanwinsten’: een door de kunstenares in haar door Fuchs hierboven omschreven stijl geschetst hart (in de clichévorm) met daarin in handschrift de tekst: You Forgot to Kiss My Soul, tevens titel van het werk dat heel hip in neonbuisjes werd uitgevoerd. Het werk werd, voor zover ik het heb kunnen nagaan, geproduceerd in een oplage van drie exemplaren. In 2010 ‘deed’ een van die exemplaren nog 34850 Britse ponden bij Christie’s. Verder schreef Fuchs ook een van de teksten voor de boekpublicatie Tracey Emin – Works 1963-2006, uitgegeven door Rizzoli in New York.
            Met andere woorden: Fuchs is een Eminkenner en -adorant. Hoe kan het anders dat hij Emins tekenkunst opeens zo ongegeneerd naast dat van Rembrandt durft te houden?

‘Hij keek scherp en met kennelijk groot geduld,’ zegt hij over Rembrandt naar aanleiding van diens ets van zijn moeder. ‘Hij kon dat ernstige, bedachtzame gelaat zo fijnzinnig vastleggen omdat hij het goed gezien had. Hem interesseerde de eerlijkheid ervan. Zijn moeder flatteus maken wilde hij niet. Zo deed Tracey het ook.’
            Het verschil is alleen dat Tracey – zie je hoe amicaal Fuchs met haar verkeert? – helemaal niets flatteus of mooi of liefelijk of innemend kan weergeven… Bovendien gaat het in kunst helemaal niet om eerlijkheid, maar om iets anders.
            Waar het wél om eerlijkheid zou moeten gaan? In de kunstwereld. Maar hoe kan dat wanneer al die musea voor moderne kunst (lees: allen die er belang bij hebben) er jaar in jaar uit, ja, praktisch dagelijks hun best voor moeten blijven doen om al hun ‘aanwinsten’ van de afgelopen decennia, al die stenen, die neonbuizen, die Brillodozen, die kramakkelige installaties in hun magazijnen op zijn minst waardevast te houden, waarbij ik zowel op de geldelijke als de symbolische waarde ervan doel? Knollen voor citroenen, katten en oude wijn in nieuwe zakken verkopen, en liefst ook nog zelf geloven dat je dat niet doet.